Kapitel 2 1kgt

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Duits Huiswerk check!! 

Van Rijssen Kapitel 2 

Meine Familie
Noem drie familieleden in het Duits

Verben "haben" & "sein"

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Vertaal: jullie hebben

Het werkwoord sein.  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

habst

habben

Het werkwoord sein  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

Vertaal: ik heb

Vertaal: u heeft

Vertaal: jij hebt

Vertaal: wir haben

Vertaal: er hat

Vertaal: es hat

Vertaal: de broer

Vertaal: de zus

Weet je het nog?
Wat is de vertaling van
,,die Geschwister''?

Vertaal: der Freund

Vertaal: die Freunde

Vertaal: heten

Vertaal: zeventig

Vertaal: duizend

Vertaal: fünfzig

Welk lidwoord krijgt:
Mutter

1. der
2. die
3. das

Welk lidwoord krijgt:
Vater

1. der
2. die
3. das

Welk lidwoord krijgt:
Eltern

1. der
2. die
3. das

Welk lidwoord krijgt:
Tochter

1. der
2. die
3. das

Welk lidwoord krijgt:
Sohn

1. der
2. die
3. das

ik 

jij 

hij/zij/het

 

wij 

jullie 

zij/u

ich 

du 

er/sie/es 

 

wir 

ihr 

sie/Sie

Verben "haben" & "sein"

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Wat is de vertaling van:
Hij is mijn oom.

Wat is de vertaling van:
Jij hebt geen (keine) tante?

Wat is de vertaling van:
Mijn ouders hebben vier kinderen.

Stel nu je eigen familie voor

Ralf ist mein Onkel.

Susi ist meine Cousine.

Mein Vater heißt ...

Meine Großmutter heißt ...

Wat is de vertaling van:
Mijn opa heet Gerrit.

Das Interview

Bij deze opdracht laat je zien dat je het volgende kunt:

- over jezelf vertellen (naam, leeftijd, woonplaats);

- over je karakter vertellen;

- over wat je voorkeuren zijn;

- over hoe het met je gaat;

- over je hobby’s vertellen;

- over je familie en vrienden vertellen.

Stel nu je eigen familie voor

Ralf ist mein Onkel.

Susi ist meine Cousine.

Mein Vater heißt ...

Meine Großmutter heißt ...

Had je je huiswerk goed geleerd deze week?

Ben jij klaar voor de SO volgende week?

Jazeker!

Nou...b

Nee.. en ik snap er niets van