kgt 1 - chapitre 3 - herh ww etre + bron E, F

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

PROGRAMME

• Absentie
• Phrases-clés
• Overhoren vocabulaire E
• Oefenen - werkwoord être
•  Bron F
• Au travail

PHRASES-CLÉS

Geef antwoord in het Frans.
Tu es en quelle classe?
Et tu as quelles matières le lundi?
La récré, c'est à quelle heure?

Geef antwoord in het Frans.
Quelle heure est-il?
zeg: het is vijf uur.

Wat betekent:
.. et quart

Wat betekent:
.. moins le quart

Wat betekent:
.. et demie

DE KLOKTIJDEN

il est deux heures = het is twee uur

... et quart =

Les heures

il est .... heures =

..... et quart =

..... et demie =

..... moins le quart =

het is ..... uur

kwart over .....

half .....

kwart voor ......

Overhoring vocabulaire E
Wat betekent:
madame - tout le monde - rentrer

Overhoring vocabulaire E
Wat betekent:
volé - le tableau - les affaires

Overhoring vocabulaire E
Wat betekent:
travailler - marrant - encore - je finis

Koppel de antwoorden aan de juiste vragen. Let op! Bij sommige vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Phrases-clés bron G

Tu aimes la géographie?

Quelle est ta matière préférée?

Qui est ton prof de français?

Il est sévère?

C'est monsieur Duval.

Le français est ma matière préférée.

oui, j'aime la géographie!.

Non, il est sympa.

Non, je détèste la géographie.

Oui, il est sévère.

HET WERKWOORD ÊTRE

Het werkwoord être betekent: zijn.

Het werkwoord être is een onregelmatig werkwoord. 

Je suis à Paris = Ik ben in Parijs.

Elle est sympa = zij is aardig.

Il est sévère = hij is streng.

VERVOEGING WERKWOORD ETRE

je suis

tu es

il/elle/on est

on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

ik ben

jij bent

hij/zij is

wij zijn

wij zijn

jullie zijn

zij zijn

Het werkwoord être

Et maintenant à vous!

Sleep de juiste vormen van het werkwoord aller naar de juiste persoon.

Je

Tu

Il/elle/on

ils/elles

Nous

Vous

suis

est

êtes

es

sont

sommes

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

nous ... à la cantine.

1. avons
2. est
3. sommes
4. suis

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

il ... français?

1. avons
2. est
3. es
4. suis

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

tu ... où?

1. avons
2. est
3. es
4. suis

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

je ... à la maison!

1. avons
2. est
3. sont
4. suis

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

elles ... mes copines.

1. avons
2. est
3. sont
4. suis

Je .... à la boulangerie.

Nous .... au club de foot.

Ik kan het werkwoord être vervoegen.

1. Oui
2. Non
3. Un petit peu

HUISWERK

Maken: 

bron D opdracht 16d, 16e, 17, 18, 19 page 111-113

Bron E exercice, 21 page 117

Bron F exercice 24, 25, 26 page 118-121

Foto maken en sturen via MS teams!

Leren:

Vocabulaire E op blz. 128

Het werkwoord être op blz. 131