3V - H5.2 - 2

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Startklaar

Slide 2 - Diapositive

Startklaar

Slide 3 - Diapositive

Startklaar
- Telefoon weg / jas uit
- Laptop ingelogd op Lessonup
- Huiswerk voor je op tafel

Huiswerk was:
H5.2 opgave 2 t/m 4 (blz 80 en verder)

Slide 4 - Diapositive

Deze les
- Huiswerk nakijken
- Uitleg wet van Ohm
- Opgave 6 maken
- Uitleg veranderlijke weerstanden

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent weerstand?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Hoe groot is de stroomsterkte op
t = 20 ms?
A
I = 0,05 A
B
I = 0,5 A
C
I = 4,5 A
D
I = 20 A

Slide 9 - Quiz

Op welk tijdstip is de weerstand het
grootste?

A
t = 2,0 ms
B
t = 5,0 ms
C
t = 10 ms
D
De weerstand is constant

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Door een weerstand van 3,5 Ω loopt een stroom
van 5,0 A. Bereken de spanning.
A
U = 0,7 V
B
U = 1,4 V
C
U = 17,5 V
D
U = 35 V

Slide 13 - Quiz

Door een weerstand van 3,5 Ω loopt een stroom
van 5,0 A. De spanning is 17,5 V. Nu wordt de spanning 2x zo hoog. Hoe groot wordt de stroomsterkte?
A
I = 2,5 A
B
I = 5,0 A
C
I = 7,5 A
D
I = 10 A

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat weerstand is en hiermee rekenen.

Je kunt het verschil tussen een ohmse en niet-ohmse weerstand uitleggen.

Je kunt de werking van een NTC, LDR en regelbare weerstand uitleggen.

Slide 15 - Diapositive

De formule           
Je kunt de weerstand berekenen als je de spanning en de stroomsterkte weet

R:  Weerstand in ohm (Ω)
U:  Spanning in volt (V)
I:  Stroomsterkte in ampère (A)
R=IU

Slide 16 - Diapositive

Weerstand bepalen
Om de weerstand te bepalen meet je de stroom door en de spanning over de draad.

Slide 17 - Diapositive

Verband I en U
Als de weerstand constant is geldt dat de spanning en stroomsterkte recht evenredig zijn:

Als U 2x zo groot wordt, wordt I dat ook
R=IU=21=42=8844=0,5Ω

Slide 18 - Diapositive

De wet van Ohm
Wanneer spanning over en de stroomsterkte door een draad zijn recht evenredig

Oftewel: Als de spanning 2× zo groot wordt, wordt de stroomsterkte ook 2× zo groot

De weerstand is dan constant, dat heet een ohmse weerstand

Slide 19 - Diapositive

Ohmse weerstand
 ds
.



Een ohmse weerstand geeft een rechte lijn in een (I,U)-diagram door de oorsprong

Slide 20 - Diapositive

Weerstand en temperatuur
.





Vaak neemt de weerstand toe als de temperatuur groter wordt
Dit is bijvoorbeeld bij een gloeilampje goed zichtbaar in het diagram

Slide 21 - Diapositive

Welke diagram
hoort bij een Ohmse
weerstand?
A
Links
B
Rechts

Slide 22 - Quiz

Bepaal de grootte van de weerstand
die hoort bij dit diagram.
A
R = 0,33 Ω
B
R = 3,0 Ω
C
R = 6 Ω
D
R = 12 Ω

Slide 23 - Quiz

Is de weerstand die hoort bij de groene
lijn groter of kleiner?
A
Groter
B
Kleiner

Slide 24 - Quiz

Maak opgave 6 (blz 81)
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Veranderlijke weerstand: NTC
Bij een NTC wordt de weerstand 
kleiner als de temperatuur groter 
wordt.

Gebruikt bij temperatuursensor

Slide 28 - Diapositive

Veranderlijke weerstand: LDR
Bij een LDR wordt de weerstand 
kleiner als de hoeveelheid licht
groter wordt.

Gebruikt bij lichtsensor

Slide 29 - Diapositive

Regelbare weerstand
Je kunt de weerstand zelf aanpassen door te draaien of te schuiven


Slide 30 - Diapositive

Lisa wil dat haar tuinlamp aan gaat wanneer het donker wordt. Welke soort weerstand heeft zij nodig?
A
Regelbare weerstand
B
NTC
C
LDR
D
Constantaandraad

Slide 31 - Quiz

Sleep het juiste symbool naar de component
NTC
Lampje
LDR
Spannings-
meter
Stroom-
meter

Slide 32 - Question de remorquage

Aan de slag
Maak van H5.2 opgave 1, 5, 6, 7 en 8  (blz 80 en verder)

Slide 33 - Diapositive

Begrippen uit deze les
Weerstand
(I,U)-diagram
Ohmse weerstand
Wet van Ohm
NTC
LDR

Slide 34 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 35 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Question ouverte

Volgende les:
Practicum

Slide 38 - Diapositive