Cursus 1-§4-Alinea's en kernzinnen/zelf aan de slag

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je de kernzin van een alinea bepalen en kun je zelf een alinea schrijven met een duidelijke kernzin

Slide 2 - Diapositive

Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan. 

In een tekst over de band tussen broers en zussen kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over ruziemaken, elkaar nadoen en van elkaar leren. 

Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

 

Slide 3 - Diapositive

In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld.
 
De kernzin kan ook de tweede zin zijn; de eerste zin geeft dan vaak het verband met vorige alinea’s aan. Stel dat in een tekst in de ene alinea staat dat je door ruzie te maken met een broer of zus leert je grenzen te bepalen. 

Slide 4 - Diapositive

Dan kan de volgende alinea beginnen met: 
Maar uitproberen tot hoever je kunt gaan is niet het enige voordeel van opgroeien met een broer of zus. De kernzin komt daarna: Ze kunnen ook een voorbeeld voor je zijn.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep, vul in of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag

Slide 9 - Diapositive

Gebruik voor het maken van de opdrachten de theorie op blz. 30

Maken:
§4 Alinea's en kernzinnen
blz. 30
opdr. 1 t/m 4

snel klaar? dan verder met 5 en 6

Slide 10 - Diapositive



Ook als je zelf een tekst schrijft, verdeel je die in alinea’s. Daarmee maak je je werk overzichtelijk. Dat helpt bij het schrijven en het is prettig voor degene die je tekst leest.

Slide 11 - Diapositive

Zo schrijf je een goede alinea

Zet de belangrijkste informatie in de eerste zin. Dat is de kernzin. Bijvoorbeeld:
De Amerikaanse baby Ronan Peterson kwam later ter wereld dan zijn tweelingbroertje Samuel, maar hij werd toch geregistreerd als oudste van de twee.

Je kunt de belangrijkste informatie ook in de tweede zin zetten. 


Slide 12 - Diapositive

Bijvoorbeeld:
Een ander voorbeeld van bijzondere tweelingen komt uit de Verenigde Staten.
Daar kwam in de staat Massachusetts baby Ronan Peterson later ter wereld dan zijn tweelingbroertje Samuel, maar hij werd toch geregistreerd als oudste van de twee.



Slide 13 - Diapositive

Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp. Zet die informatie in de volgende zinnen. 
Bijvoorbeeld:

Dat kwam doordat de tweeling geboren werd in de nacht waarop de wintertijd inging. De klok ging na de geboorte van Samuel een uur terug.
Let op: een alinea begint altijd op een nieuwe regel. Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.

Slide 14 - Diapositive