Noël h3

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui on va...
- apprendre le vocabulaire de Noël
- écouter le père Noël
et encore plein d'autres choses

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welke Franse woorden heb je onthouden?
Vocabulaire de Noël

Slide 4 - Carte mentale

C'est qui ?
A
Papa Noël
B
Saint Nicolas
C
Santa
D
Papai Noel

Slide 5 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un sapin
B
Un arbre de Noël
C
Un kerstboom
D
Un trée de Noël

Slide 6 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Des ogres de Noël
B
Des papatai de Noël
C
Des sucettes de Noël
D
Des cannes de Noël

Slide 7 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un reindeer
B
Un rudolf
C
Un renne
D
Un reno

Slide 8 - Quiz

C'est qui ?
A
Olaf le bonhomme de neige
B
Olaf la poupée de neige
C
Olaf l'hombre de nieve
D
Olaf l'homme de nieve

Slide 9 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une chaussette de Noël
B
Un bas de Noël
C
Une chaussure de Noël
D
Un Noëlsoque

Slide 10 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une corona de Noël
B
Une couronne de Noël
C
Une guirlande de Noël
D
Un drapeau de Noël

Slide 11 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Les belles de Noël
B
Les cloques de Noël
C
Les cloches de Noël
D
Les sonnes de Noël

Slide 12 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Des bougies
B
Des flamands
C
Des lumies
D
Des lampes

Slide 13 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un elfe
B
Un elfée
C
Un mignon
D
Un lutin

Slide 14 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une luge
B
Un traîneau
C
Un sleigh
D
Une slée

Slide 15 - Quiz

16

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Lien

00:00
Wie is père Noël (in het Nederlands)?

Slide 18 - Question ouverte

00:17
Wanneer is dit opgenomen?

Slide 19 - Question ouverte

00:23
Waar is père Noël nu?

Slide 20 - Question ouverte

00:25
Wat zijn ze?

Slide 21 - Question ouverte

00:39
Wat moeten kinderen doen volgens hem?
A
Hun huiswerk
B
Lol maken
C
Helpen met het huishouden
D
Andere taken

Slide 22 - Quiz

00:46
Wat vinden jullie en hijzelf leuk om te doen volgens hem?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Cadeaus kopen
C
Cadeaus uitdelen
D
Kerststol eten

Slide 23 - Quiz

00:56
Waar is het nu ook tijd voor?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Opruimen
C
Kerstdecoraties maken
D
Cadeautjes kopen

Slide 24 - Quiz

01:09
Wat moet je daarna wel doen?
A
Opruimen
B
Kerstkoekjes bakken
C
De boom versieren
D
De lutins ontdekken

Slide 25 - Quiz

01:19
Wat hebben ze gedaan en waarom?
A
Gecheckt of je koekjes wel lekker zijn
B
Gekeken of je wel lief bent geweest
C
Gekeken of je decoraties mooi zijn
D
Gekeken of je goed kunt opruimen

Slide 26 - Quiz

01:29
Wat moet je daarom doen?
A
Goed je best doen op school
B
Oefenen met knutselen
C
Je goed gedragen
D
Lief zijn voor anderen

Slide 27 - Quiz

01:46
Wat is het geheim?
A
Hij heeft veel mooie cadeaus
B
Hij heeft cadeaus die je niet verwacht
C
Hij heeft veel zachte cadeaus die je warm houden
D
Hij heeft veel dure elektronica.

Slide 28 - Quiz

01:54
Wat gebeurt er anders als je de kou in gaat?

Slide 29 - Question ouverte

01:59
Wat moet hij nu gaan doen?

Slide 30 - Question ouverte

02:04
Wie zijn “eux”?
A
Zijn elfjes
B
Zijn cadeaus
C
De kinderen
D
De rendieren

Slide 31 - Quiz

02:18
Wat moet je in de tussentijd hebben?

Slide 32 - Question ouverte

01:19
Wat zijn Lutins?
A
Elfjes
B
Pieten
C
Cadeaus
D
Spionnen

Slide 33 - Quiz

Les pères Noël les plus barrés du cinéma
In het volgende filmpje zie je allerlei eigenschappen van Kerstmannen in films noteer zoveel mogelijk eigenschappen op een blaadje.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

caractéristiques des pères Noëls
barrés du cinéma

Slide 36 - Carte mentale

Le renne des neiges
La reine des neiges

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive