3.1 Armoede in de 19e eeuw

3.1 - Armoede in de 19e eeuw
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.1 - Armoede in de 19e eeuw

Slide 1 - Diapositive

In deze les
  • Introductie nieuw hoofdstuk
  • Planning
  • Instructie paragraaf 1
  • Aan de slag 

Slide 2 - Diapositive

Oriëntatie
Lees de oriëntatie in je boek:
In 1925 kreeg je geen geld van de overheid (uitkering) als je ziek was en niet kon werken. Ook moest je de dokter en het ziekenhuis zelf betalen. Soms hielp de kerk met geld of ziekenzorg. Bijvoorbeeld met een opname in dit katholieke sanatorium, een speciaal ziekenhuis voor kinderen met tuberculose (tbc). Dat was toen een dodelijke ziekte, waartegen geen medicijnen bestonden. Genezen lukte alleen door gezond te eten en maandenlang te rusten in de frisse buitenlucht.
Tegenwoordig krijgen mensen wél een uitkering als ze werkloos of ziek zijn. En iedereen kan zo nodig naar een dokter. Die maatregelen passen bij een verzorgingsstaat. Dat is een samenleving waarin alle burgers van de overheid een inkomen en gezondheidszorg krijgen, als ze dat nodig hebben.

De vraag van dit hoofdstuk is: Hoe ontstond in Nederland een verzorgingsstaat?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vraag van dit hoofdstuk
  • De vraag van dit hoofdstuk is: Hoe ontstond in Nederland een verzorgingsstaat?

Slide 5 - Diapositive

Wat houdt 'de verzorginsstaat' volgens jou in?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waarin de regering zorgt voor mensen die ziek, gehandicapt, oud of werkloos zijn.
B
Een land waarin de mensen die er wonen heel gelukkig zijn, ook al zijn ze ziek, oud, gehandicapt of werkloos
C
Een regering die heel goed voor zichzelf zorgt en andere aan hun lot .overlaat
D
Een staat die zorgt voor goede snelwegen, bruggen, spoorlijnen, zodat de handel kan groeien.

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt dat betaald - de verzorgingsstaat?

Slide 8 - Question ouverte

Lesdoelen
Aan einde van les kun je de volgende vraag beantwoorden:
  • Je kunt uitleggen waarom verschillende groepen mensen in de 19e eeuw in armoede leefden.

Let op: deze vraag komt aan het eind van de les terug.

Slide 9 - Diapositive

§ 1.1 Mensen in de problemen


  • Tot 1870 wonen de meeste mensen in Nederland in kleine of grote dorpen op het platteland.
  • Seizoensarbeiders werken voor weinig geld op grote boerenbedrijven.
  • Daarnaast waren er ambachtslieden, zij waren ook arm omdat mensen vaker goedkopere spullen kochten die in de fabrieken werden gemaakt.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 10 - Diapositive


Gevolgen van de 
industrialistatie




  • Na 1870 komt in Nederland de industrialisatie op gang
  • Arbeiders (meestal vroeger boeren en landarbeiders) trekken naar de stad: urbanisatie
  • Steden groeien snel: er moeten snel woningen worden gemaakt/gevonden

Slide 11 - Diapositive

Wat weet je nog over de sociale kwestie?

Slide 12 - Carte mentale


Woonomstandigheden


  1. Donkere, vochtige huizen zonder elektriciteit.
  2. Veel mensen in één kamer, soms wel 3 gezinnen bij elkaar.
  3. Eenzijdig voedsel.
  4. Slechte hygiëne, riolering en watervoorziening.

Slide 13 - Diapositive













In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland 
was het trouwens niet veel beter...


Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.

Slide 14 - Diapositive

Leefomstandigheden zorgen voor ziektes

  • Slechte hygiëne zorgt voor besmettelijke ziektes zoals cholera en TBC
  • Duizenden slachtoffers
  • Hoog kindersterftecijfer door slechte voeding 
  • Geen ziekenhuizen tot 1850

Slide 15 - Diapositive

Kinderarbeid
  • Goedkoper dan volwassenen.
  • Nauwelijks onderwijs gehad.
  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.
  • 14 uur per dag - 6 dagen
  • Veel ongelukken

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo


Hulp aan armen in de 19e eeuw

  • Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
  • Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
  • Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
  • Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel en kleding.
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragendankbaar zijn en naar de kerk gaan.
  • Zieken, gehandicapten en ouderen waren hier bijv. afhankelijk van.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 18 - Diapositive

Waarom leefden verschillende groepen mensen in de 19e eeuw in armoede?

Slide 19 - Question ouverte

Heb je de uitleg begrepen?
Ja
Niet helemaal maar ik kom er zelfstandig wel uit
Nee, ik vraag hulp aan een klasgenoot
Nee, ik schuif aan voor extra instructie

Slide 20 - Sondage

Aan de slag
  • Je kan nu maken: opdr. 1 t/m 5 (paragraaf 1)
  • Klaar? Je mag verder werken
  • Volgende les: Paragraaf 1 - Deel 2

Slide 21 - Diapositive

§ 1.2  Wat deed de regering?




  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
  • Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.

De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.

Slide 22 - Diapositive

Armenwet van 1854
  • Wet aangenomen uit angst voor diefstallen en rellen
  • Alléén armen die niet door familie of kerk werden geholpen kregen hulp.
  • Het was een landelijke wet maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren. Denk aan gratis eten of geen huur betalen.
  • De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter dan de gemeenten wilden.




De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854

Slide 23 - Diapositive

Parlement 19e eeuw

                      
  • Alléén mannen die gekozen waren door rijke burgers
  • Sociale wetten vonden ze niet belangrijk

    Slide 24 - Diapositive


    Liberalen aan de macht
    De liberalen streefden naar vrijheid:
    • Mensen moeten zoveel mogelijk zelf doen.
    • Iedereen moet voor zich zelf zorgen.
    • De overheid is er niet voor om problemen op te lossen.



    Slide 25 - Diapositive


    Sociale Kwestie

    • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
    • Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
    • De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en  stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.

    Slide 26 - Diapositive


    Socialisten               


    • Iedereen is gelijk!
    • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen (actieve rol).
    • Armoede is de schuld van de rijke fabriekseigenaren.
    • Probleem: Bijna geen socialisten in het parlement.

    Slide 27 - Diapositive


    Confessionelen                      

    • Confessie betekent: geloof
    • Zowel protestant als Rooms-katholiek
    • Ongelijkheid omdat 'God het zo wil'
    • Elkaar helpen als goede christenen
    • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen (zonder ruzie)

    Slide 28 - Diapositive

    OPDRACHT

    Slide 29 - Diapositive

    Slide 30 - Diapositive

    ZELFSTANDIG WERKEN
    MAKEN OPDRACHTEN § 1.2
    7 TOT EN MET 10
    KLAAR? LEZEN IN LESBOEK

    Slide 31 - Diapositive

    Slide 32 - Vidéo

    Mensen in de problemen
    • Voor 1870 --> Merendeel werkt en woont op het platteland
    • Na 1870 --> Merendeel woont in de stad + werkt in fabrieken (industralisering)

    Slide 33 - Diapositive

    Leefomstandigheden
    • Wonen in donkere, vochtige huizen zonder elektriciteit
    • Wonen in 1 kamer, soms met meerdere gezinnen in 1 huis
    • Hygiëne was heel slecht. Geen riolering en schoon water.
    • Eenzijdig eten, vaak aardappelen en brood.

    Slide 34 - Diapositive

    Wat deed de regering hieraan?
    • 1854 --> Armenwet = hulp wanneer een arm iemand geen hulp kan krijgen van zijn of haar familie of van de kerk
    • Later ook ´sociale wetten´ = wetten die gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkeloosheid bestrijden

    Slide 35 - Diapositive

    Slechte leefomstandigheden
    Daardoor:
    • besmettelijke ziektes zoals cholera, tyfus en tuberculose

    Slide 36 - Diapositive

    Armen
    werkten vanaf 12 jaar in fabrieken
    14 uur per dag
    6 dagen in de week
    veel ongelukken in de frabrieken maar geen geld voor dokter

    Slide 37 - Diapositive

    Groepen die niet konden werken
    zieken, gewonden, alleenstaande, gehandicapten en ouderen 
    konden niet werken en werden vaak geholpen door de kerk of andere armen. 

    Rijke gaven soms wel eens brood, kleding of geld aan de armen --> liefdadigheid

    Slide 38 - Diapositive

    Wat deed de regering?
    Er waren geen sociale wetten (wetten die gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkeloosheid bestrijden)
    Er was 1 wet: Armenwet (1854) 
    Als je geen familie of kerk had die voor je kan zorgen kwam er geld uit het armenfonds. Maar op is op..... 

    Slide 39 - Diapositive

    Socialisten
    Confessionelen
    Liberalen
    Overheidsbemoeienis
    Arbeiders
    Vooruitstrevend (progressief)
    ! Gelijkheid !
    Geen overheidsbemoeienis
    Arbeiders EN fabrikanten
    Alles bij het oude (conservatief)
    ! Geloof !
    Geen overheidsbemoeienis
    Fabrikanten
    Alles bij het oude (conservatief)
    ! Vrijheid !
    Links
    Midden/rechts
    Rechts

    Slide 40 - Diapositive

    Veranderingen (wel sociale wetten)
    • 1874: Kinderwetje van Van Houten: bepaalde dat niemand onder de 12 mocht werken.
    • 1901: Leerplicht: Kinderen van 6 tot 12 verplicht naar school
    • 1901: Ongevallenwet: Kreeg een kleine uitkering wanneer er een ongeval was op de werkvloer.
    • 1901: Woningwet: Woning moest aan bepaalde eisen voldoen.

    Slide 41 - Diapositive

    Slide 42 - Vidéo

    Andere veranderingen

    1.  Betere leefomstandigheden --> verbetering stadsreiniging en riolering --> daarna minder ziektes
    2. Vakbonden werden opgericht (samen sta je sterker)
    3. onderlinge verzekeringen (premie betalen en toch salaris krijgen als je ziek bent)

    Slide 43 - Diapositive

    Leerdoelen
    Welke personen kwamen er in de 19de eeuw in de problemen?
    Armen, gehandicapten, zieke, alleenstaande
    Hoe reageerde de politiek op de toename van de armen?
    Diverse wetten: kinderwetje, leerplichtwet, ongevallenwet, woningwet
    Wat veranderde er in de armenzorg rond 1900?
    Wetten, verzekeringen, liefdadigheid

    Slide 44 - Diapositive

    To do
    Maken blz 54 tm 57
    Zelf paragraaf 2 doornemen en opdrachten maken op blz 58 en 59

    Slide 45 - Diapositive