Grammatica: Het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval

Weet je het nog?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Weet je het nog?

Slide 1 - Diapositive

Kapitel 2: Gesundheit 
Grammatica: Het persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval

Leerdoelen:
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.
Je kent de vaste voorzetsels met de derde naamval.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Slide 4 - Lien

Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval!

Slide 5 - Diapositive

Na deze voorzetsels gebruik je altijd de derde naamval!

Slide 6 - Diapositive

Schrijf op in je aantekeningenschrift
De persoonlijke voornaamwoorden in de derde naamval "na mit" met de vertaling erbij:
met mij = mit mir
met jou = mit dir
met hem = mit ihm
met haar = mit ihr
met het = mit ihm
 met ons = mit uns
met jullie = mit euch
met hen = mit ihnen
met u = mit Ihnen

Slide 7 - Diapositive

Kommst du heute Abend zu ... ? (mij)
A
dir
B
mir
C
uns
D
euch

Slide 8 - Quiz

Hat er sich bei ... gemeldet? (jullie)
A
uns
B
Ihnen
C
ihnen
D
euch

Slide 9 - Quiz

Sie hat eine neue Uhr von ... bekommen. (hen)
A
ihnen
B
uns
C
Ihnen
D
sie

Slide 10 - Quiz

Kann der Arzt mal nach ... schauen? (hem)
A
ihr
B
ihn
C
ihm
D
ihnen

Slide 11 - Quiz

Ich freue mich, wieder ... ... zu sein. (bij u)
A
bei Ihnen
B
bei euch
C
bei Ihn
D
bei uns

Slide 12 - Quiz

Ich möchte gern ... euch verreisen. (met)
A
mit
B
von
C
nach
D
zu

Slide 13 - Quiz

Er kommt ... dem Training nach Hause. (na)
A
zu
B
nach
C
aus
D
bei

Slide 14 - Quiz

Amber kommt ... Zwijndrecht. (uit)
A
zu
B
mit
C
nach
D
aus

Slide 15 - Quiz

Dieses Geschenk ist ... ... . (van haar)
A
von ihm
B
von sie
C
von mir
D
von ihr

Slide 16 - Quiz

Vielleicht redet er heute Abend ... ... ? (met ons)
A
mit euch
B
mit ihr
C
mit uns
D
mit Ihnen

Slide 17 - Quiz

Der Arzt wir morgen ... ... kommen. (naar jullie)
A
zu ihnen
B
zu euch
C
nach euch
D
zu uns

Slide 18 - Quiz

Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de 3e naamval!

Slide 19 - Diapositive

Na deze voorzetsels gebruik je altijd de derde naamval!

Slide 20 - Diapositive