Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom in de geschiedenisles!
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoelen
Herhaling
De kerk en de geestelijken
Opdrachten
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag? (2)
Lesdoelen
Herhaling
De kerk en de geestelijken
Opdrachten
Afsluiting
Slide 3 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
Je kunt uitleggen welke rol de geestelijken hadden in de middeleeuwse samenleving.
Kun je vertellen hoe monniken leefden in kloosters.
Kun je vertellen hoe de monniken zoals Bonifatius zorgden voor de verspreiding van het christendom.
Slide 4 - Diapositive
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden
Slide 5 - Quiz
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 6 - Quiz
Wat weet jij eigenlijk van de kerk?
Slide 7 - Carte mentale
In het noorden van wat nu Nederland is woonden de Friezen, een volk dat net als de Grieken en Romeinen in veel goden geloofden.
In Europa woonde een groot en sterk volk, de Franken, zij waren christelijk en wilden ook dat andere volken christelijk zouden worden.
In Engeland was bijna iedereen christelijk. Er waren twee monniken die vanuit Engeland naar niet-christelijke volken (zoals de Friezen) gingen om hun te bekeren tot het christendom. De bekendste zijn Willibrord en zijn opvolger Bonifatius.
Slide 8 - Diapositive
Willibrord was een Engelse monnik die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse monnik die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.
Slide 9 - Diapositive
Hoe probeerde Willibrord en Bonifatius de ongelovigen te bekeren?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
De hulp van God
Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar. Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp. De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Slide 12 - Diapositive
Kloosters
Geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak in een klooster.
Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen belastinggeld (als gift aan de kerk).
Slide 13 - Diapositive
Leven in een klooster
Monniken en nonnen woonden in het klooster, ze hadden best veel te doen:
Bidden
Zieken verzorgen
Boeken schrijven
Werken op het land
Onderzoek doen en lesgeven
Mensen helpen bij hun geloof in God
Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen
Slide 14 - Diapositive
In de kloosters zag je veel kunst, monikken maakten dat zelf. Deze kunst moest ervoor zorgen dat iedereen zag hoe groot en goed God was. Hier zie je een gouden kruis en links staat een prachtig beeld.
Naast kunt deden de monikken en nonnen ook aan wetenschap. Zij onderzochten de wereld en het klooster was voor kinderen de enige plek waar zij les konden krijgen, een soort school dus.
In de middeleeuwen konden maar weinig mensen lezen en schrijven. Gelukkig konden de monikken en nonnen dat wel! In de kantlijn maakten zij vaak mooi en grappige tekeningen over het dagelijksleven.
Slide 15 - Diapositive
In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven.
Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.
Slide 16 - Diapositive
Video
Echt monnikenwerk!
Slide 17 - Diapositive
0
Slide 18 - Vidéo
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden
Slide 19 - Quiz
Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Het verzorgen en genezen van zieken was één van de taken van monniken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Monniken zijn geen geestelijken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 23 - Quiz
Welk kenmerk van het kloosterleven herken je op de afbeelding?
Slide 24 - Question ouverte
Bonifatius was een...
A
Monnik die in Engeland het christendom verspreidden.
B
Monnik die de Franken bekeerden tot het christendom.
C
De belangrijkste god van de Friezen.
D
Een man die het volk van de Friezen wilden bekeren tot het christendom.
Slide 25 - Quiz
0
Slide 26 - Vidéo
De standensamenleving
Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:
Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)
De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.
Slide 27 - Diapositive
De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen.
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.
Slide 28 - Diapositive
Welke drie standen kennen we in de middeleeuwen?
Slide 29 - Question ouverte
Controle
Paragraaf 4,2 - Boeren en ridders Opdrachten: 3a, 7, 9, LB blz. 66 en 67 WB blz. 127 t/m 131
Slide 30 - Diapositive
Opdrachten
Paragraaf 4,3 - de kerk en de geestelijken Opdrachten: 2, 5, 8(!), 10 LB blz. 68 t/m 70 WB blz. 131 t/m 135
Klaar? geef dit aan bij je docent Schrijf de opdrachten in je planner!
timer
5:00
Slide 31 - Diapositive
Afsluiting
Aan het eind van deze les:
Je kunt uitleggen welke rol de geestelijken hadden in de middeleeuwse samenleving.
Kun je vertellen hoe monniken leefden in kloosters.
Kun je vertellen hoe de monniken zoals Bonifatius zorgden voor de verspreiding van het christendom.