56. Thema 6, week 2 Les 7 een bedrijvende een lijdende vorm

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

1. De muzikant heeft in de schouwburg opgetreden.
2. Hij heeft vaak voor het optreden geoefend.
3. De gitarist werd luid toegejuicht door het publiek.

Zet de zin in de lijdende vorm.

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.

De limonade wordt door de jongens gedronken.

Wat is het onderwerp in de zin?
Mijn broer is vandaag erg vervelend.

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.

1. Ik
2. kan
3. het onderwerp
4. een zin

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.

1. Mevrouw Van Til
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?

1. de dader = onderwerp
2. de politie = onderwerp

lijdend voorwerp

wat (of wie) + gez + ond

Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes

1. Quirijn
2. krijgt
3. tandjes
4. er is geen lijdend voorwerp

Anton brengt zijn zusje naar school.
Lijdend voorwerp is:

1. Anton
2. brengt
3. zijn zusje
4. er is geen lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.

1. Geen lijdend voorwerp
2. jou
3. Sophie
4. de groeten

lesdoel

Ik kan zinnen omzetten van de lijdende naar de bedrijvende vorm en andersom.

1. 
2. 
3. 

1. De band heeft een nieuw liedjes geschreven.
2. Het nummer werd meteen een grote hit.
3. Het liedje is vorige week uitgebracht.

1. Ik bezocht gisteren een musical.
2. Er werd prachtig gezongen en gedanst.
3. Na afloop van de musical werd er uitbundig geklapt.

Juf doet het voor

Sophie haalt de spelletjes.

Zet de zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm.

Wat is de lijdende vorm van de zin?

1. Het pakket is door Sjors bezorgd.
2. Het pakket heeft Sjors bezorgd.
3. Sjors had het pakket bezorgd.

Wat is de lijdende vorm van de zin?

1. De voorstelling filmt een cameraman.
2. Een cameraman heeft de voorstelling gefilmd.
3. De voorstelling wordt door een cameraman gefilmd.

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Dennis hangt de vlag uit.

Begin de zin met:  De vlag ......

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Schrijf deze zin in de lijdende vorm

Zet de zin in de lijdende vorm!

Bas verkoopt de stoelen.

Zet de zin in de lijdende vorm!

Juf doet het voor

De laptop wordt door Sam geopend.

Zet de zin van de lijdende vorm in de bedrijvende vorm.

Zet de zin in de bedrijvende vorm!

De bel wordt door de jongens geluid.

begin met: De jongens ......

Zet de zin in de bedrijvende vorm!

De broden worden door de bakker gebakken.

Kies of de volgende zinnen lijdend of bedrijvend zijn.

Het dressuur wordt door Inna goed uitgevoerd

1. lijdend
2. bedrijvend

Inna ontvangt een prijs.

1. lijdend
2. bedrijvend

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

1. lijdend
2. bedrijvend

Foto's van het uitzicht worden gemaakt door de stoere man

1. lijdend
2. bedrijvend

Maak van de volgende zin een lijdende zin.

Mijn vader beklimt de heuvel

aan het werk

Thema 8, week 2, Les 7

Opgave 2 en 3

15 x plussen

Lijdend naar bedrijvend

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .

2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.

3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)

Bedrijvend naar lijdend

1. het onderwerp wordt het lijdend voorwerp.

2. het woord ‘door’ verdwijnt.

3. het werkwoord ‘worden’ of ‘zijn’ verdwijnt.