4M week 49 les één (online)

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

What are we going to do today?

- Who is here?
- What did we do in the previous lesson?
- Stone 10
- End of lesson

Slide 2 - Diapositive

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Diapositive

What did we do the previous lesson?

Slide 4 - Question ouverte

That's right!
We zijn begonnen met theme four. We hebben het thema, de woorden, de zinnen en de grammatica bekeken.

Voor dit thema heb je werkboek B nodig!!!
Pak hiernaast het blad met de stones erbij

Slide 5 - Diapositive

Stone 10: finding out how things work
Vandaag gaan we kijken naar stone 10. 

Neem 2 minuten om stone 10 door te nemen:
- Moeilijke woorden
- Rare zinnen

Slide 6 - Diapositive

Zijn er
lastige woorden?

Slide 7 - Carte mentale

Zijn er gekke
vertalingen?

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

Vertaal naar NL:
Lara says she can only focus in the school library

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal naar NL:
The man told them to remember the number carefully

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal naar NL:
We instructed the participants to fill in a questionnaire

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal naar EN:
Ik vroeg wat mensen hun observaties op te schrijven

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal naar EN:
Hoe kun je uitzoeken of iemand kleurenblind is?

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal naar EN:
Hoe kun je vaststellen hoe mensen het best leren?

Slide 15 - Question ouverte

Nu even een aantal woordjes..
Translate!

Slide 16 - Diapositive

Translate to Dutch:

require
A
humeur
B
vereisen
C
toestemming
D
opslaan

Slide 17 - Quiz

Translate to Dutch:

rude
A
onbeschoft
B
niet aardig
C
illusie
D
gemeen

Slide 18 - Quiz

Translate to English:

maken (van een voorwerp)
A
fix
B
break
C
make
D
react

Slide 19 - Quiz

Translate to English:

ver
A
conduct
B
distant
C
merely
D
refer

Slide 20 - Quiz

Translate to English:

buitensporig
A
furious
B
remedy
C
negotiate
D
excessively

Slide 21 - Quiz

Translate to Dutch:

take for granted

A
toestemming geven
B
vanzelfsprekend vinden
C
meenemen voor een ander
D
rangschikken

Slide 22 - Quiz

Do exercise 3, 4, 8

Slide 23 - Diapositive