HVM Les 5 Hormonen, (contra)-indicaties, effecten van de massage

HVM: 
hormonen, (contra)-indicaties, effecten
Hormonen, huid- en bindweefselzones en (contra)-indicaties
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 1.5 min

Éléments de cette leçon

HVM: 
hormonen, (contra)-indicaties, effecten
Hormonen, huid- en bindweefselzones en (contra)-indicaties

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inhoud
Herhalen hormonen
Herhalen huid-bindweefselzones
Indicaties en contra-indicaties
Opdrachten
Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Je leert het effect van hormonen op het weefsel.
- Je leert de kenmerken van een bindweefselzone en deze uit te leggen.
- Je weet de indicaties en contra-indicaties te benoemen.
- Je kan uitleg geven wat de negatieve effecten zijn bij een contra-indicatie.
- Je kan uitleg geven wat het resultaat is bij een indicatie.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als het lichaam in alarmfase is heeft het energie nodig. In welke toestand is het weefsel op dat moment?
A
Anabole toestand
B
Katabole toestand
C
Trofotroop

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door langdurige stress kan het herstelvermogen verminderd zijn. Welke fase is dit?
A
herstelfase
B
alarmfase
C
aanpassingsfase
D
uitputtingsfase

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welk kiemblad van een embryo ontstaan het zenuwstelsel en de huid?
A
Ectoderm
B
Endoderm
C
Mesoderm
D
Metaderm

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Segmenten zijn in kaart gebracht met 'tomen'. Wat hoort bij dermatoom?
A
huid
B
spieren
C
skelet
D
hersenen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is vasodilatatie?
A
vaatvernauwing
B
vaatverwijding
C
vaatverslapping
D
vaatverstopping

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is vasoconstrictie?
A
vaatvernauwing
B
vaatverwijding

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het (ortho)sympatisch systeem zet het lichaam aan tot ...
A
rust
B
actie

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort bij ergotroop?
A
parasympaticus
B
orthosympaticus
C
anabool
D
herstellend

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort bij trofotroop?
A
lichaam komt in actie
B
lichaam verzwakt
C
lichaam herstelt
D
lichaam is in stress

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Adrenaline en cortisol: herhaling

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormonen en bindweefsel
Bij stress is er een overgang van rust naar actie!
Bij actie wordt de orthosympaticus actief en prikkelt andere systemen waaronder de hypothalamus.
De hypothalamus zorgt indirect voor de productie van adrenaline en cortisol.

Slide 14 - Diapositive

Cortisol wordt geproduceerd in de bijnieren en adrenaline in de bijniermerg
Cortisol en adrenaline
Beide hormonen werken samen en hebben een nuttige functie voor het organisme. De samenwerking van deze hormonen hebben een positieve en negatieve invloed op het organisme.



Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cortisol en adrenaline
Positief: Is het organisme in een kortdurende ergotrope toestand, dan heeft het organisme een snel reagerend vermogen van deze hormonen nodig.
Negatief: Stress houdt aan voor langere tijd, dan blijft hypothalamus signalen uitbrengen om beide hormonen te produceren. Blokkade van trofotrope (herstel) processen in het weefsel tot gevolg; bindweefsel verzwakt.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Adrenaline
Wordt geproduceerd door de bijniermerg.
Het versterkt de sympathische werking van het zenuwstelsel.

Slide 17 - Diapositive

Werking adrenaline 
Adrenaline
Verhoging bloedsuikerspiegel:
Opgeslagen glycogeen en vet komen vrij waardoor het lichaam meer energie kan gebruiken om op stressprikkel te reageren.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cortisol
Hormoon ACTH zorgt dat de bijnierschors cortisol aanmaakt.
Stresshormoon!

Slide 19 - Diapositive

adrenocoricotroop hormoon van hypofyse
Cortisol
Verhoging glucosegehalte in het bloed
en een remmende werking op de eiwitsynthese (herstel).

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Resultaat bindweefsel
Door aanhoudende stress heeft het lichaam bouwstoffen nodig
voor de aanmaak van glucose. 
Als er een tekort is aan bouwstoffen voor cellen en weefsels dan zorgt dit voor een verzwakking van de kwaliteit van het bindweefsel. Bindweefsel wordt dun en verliest zijn trekkracht.

Slide 21 - Diapositive

Bouwstoffen: eiwitten en water
Brandstoffen: vetten en koolhydraten
Hulpstoffen: vitamine en mineralen
Welk orgaan zorgt voor een indirecte productie van adrenaline en cortisol?
A
Hypofyse
B
Bijniermerg
C
Hypothalamus

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk hormoon produceert de bijniermerg?
A
Adrenaline
B
Cortisol

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan / klier produceert hormoon cortisol?
A
Bijniermerg
B
Bijnierschors
C
Nieren

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Indicaties HVM

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indicaties
  1. Rosacea zonder actieve ontstekingen
  2. Afwijkingen in de talgafscheiding zonder actieve ontsteking
  3. Afwijking aan de bloedvaten, zoals tele's
  4. Slecht doorbloede huid
  5. Congestieve huid
  6. Degeneratie van de huid, zoals atrofie en elastosis
  7. Gedehydrateerde huid, kringen, rimpels, striae
  8. Panniculose
  9. Voorbehandeling cosmetisch chirurgische ingrepen

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Niet in gezicht, wel op rug
Waar je niet lokaal in het gezicht of benen mag masseren, maar wel segmentaal op de rug, bijvoorbeeld:
  • rosacea met actieve ontstekingen
  • acne met actieve ontstekingen
  • winterhanden-wintervoeten
  • eczeem in het gezicht of armen-benen

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Absolute contra-indicaties HVM

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Absolute contra-indicaties
  1. Algemene ziektebeelden, zoals koorts, hemofilie
  2. Ontstekingen en defecte huid
  3. Na 7e maand zwangerschap
  4. Hartklachten en bloeddruk problemen
  5. Maligne en pre-maligne tumoren
  6. Specifieke medicatie zoals corticosteroïden (bv Prednison) en bloedverdunners
  7. Op de oogleden
  8. Bij een zeer sterke reactie

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Relatieve contra-indicaties HVM

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Relatieve contra-indicaties
Zachter en milder masseren, met mildere massagevormen: 
  1. Pathologie van het zenuwstelsel
  2. Na een beroerte
  3. Parkinson
  4. Diabetes neuropathie
  5. Aandoeningen van perifeer zenuwstelsel
  6. Specifieke medicatie
  7. Overig

Slide 31 - Diapositive

diabetes neuropathie: minder gevoel in ledematen en slechtere wondgenezing.
Opdracht 
Maak de Forms
 opdracht Indicaties en contra-indicaties.



Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Effecten van de massage

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Positieve en negatieve effecten

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Positieve effecten HVM massage
Herstel van het vegetatief evenwicht

Objectief (is te zien) = afname huidweerstand/afname bindweefselspanning​
Subjectief (is gevoel) = loomheid/vermoeidheid​

Verbeterde circulatie 


Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Negatieve effecten = verstoring 
Verstoring vegetatief/autonome evenwicht ​

 Objectief (te zien) = toename huidweerstand/huidvochtigheid en toename bindweefselspanning​, kippenvel 

Subjectief (gevoel) = koude/tochtgevoel, onrustgevoelens, misselijkheid, hoofdpijn en benauwdheid​

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een positief en objectief effect?
A
loomheid
B
afname bindweefselspanning
C
kippenvel
D
tochtgevoel

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een positief en subjectief effect?
A
onrustgevoel
B
toename bindweefselspanning
C
toename huidweerstand
D
vermoeidheid

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een negatief en objectief effect?
A
misselijkheid
B
hoofdpijn
C
afname huidweerstand
D
toename huidvochtigheid

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een negatief en subjectief effect?
A
afname huidweerstand
B
loomheid
C
koudegevoel
D
toename bindweefselspanning

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions