Bijwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom in deze online les

Wat gaan we doen? 

1. uitleg bijwoord

2. oefenen bijwoord

3. oefenen alle woordsoorten

4. huiswerk opdracht voor de volgende les

5. stillezen

BIJWOORD

Het bijwoord geeft extra informatie over:

een werkwoord

een ander bijwoord

een bijvoeglijk naamwoord

de plaats

de tijd

restwoordjes

de trein rijdt snel

de trein rijdt erg snel

de erg snelle trein is te vroeg

hier, er, daar, (n)ergens, waar

nu, soms, 's morgens, gauw, wanneer, plotseling

hoe, wel, toch, ook, nog, immers, nauwelijks

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de website.

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

Wanneer is het superleuke nummer van dit tijdschrift eindelijk ook in de winkel te koop?

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Hoe benoem je het woordje: langs?

De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden op:

Je moet thuis je vieze kleren snel in de wasmachine stoppen.

Neem pag. 225 in je boek voor je

We maken gezamenlijk opdracht 10

Huiswerkopdracht 

Volgende les af:

Opdracht 3 - Grammatica blok 6 (p. 270)

Je kunt nu beginnen of gaan stillezen tot einde les.

Deze les:

1. huiswerk bespreken (grammatica)

2. Leesvaardigheid (tekst uit boek behandelen)

3. uitleg alineaverbanden (verbindingsmanieren)

4. oefening maken verbindingsmanieren

5. stillezen

Nakijken opdracht 3

p. 269

Welke woordsoort(en) vind je het lastigst?

Leesvaardigheid

p. 147 - opdracht 11

We bespreken de tekst gezamenlijk

verbindingsmanieren

Een schrijver probeert vaak alinea's met elkaar te verbinden.

Dit hebben jullie ook geprobeerd bij jullie artikel (periode 1)

Welke vier verbindingsmanieren waren dat ook alweer?

Welke vier verbindingsmanieren ken je nog?

Verbindingsmanieren

1. signaalwoord(en)

2. herhaling

3. overgangszin met verwijswoord/verwijzing

4. aankondigende zin

Oefenen:

Maak opdr. 2 (p. 188)

Klaar?

Stillezen

(als er tijd is, kijken we de opdracht na)