H3 - FR - passé composé avec avoir et être

Gedragsregels voor leerlingen 
Aanwezigheid in de online-les is verplicht. Dit wordt geregistreerd.
Je volgt de online-les via je laptop en achter een bureau (of een (keuken)tafel).
Dus NIET vanaf je telefoon/vanuit je bijbaantje/vanuit je bed.
Je bent voorbereid om de online-les te volgen.
Iedereen zet zijn camera aan en het geluid uit.
Steek je hand(je) op als je iets wilt zeggen. Als je aan de beurt bent of als je de beurt krijgt, zet je het geluid aan.
De docent is tijdens de online-les bereikbaar en beschikbaar voor vragen via de chat in Teams.
Het is volgens de AVG verboden de les op te nemen en/of te delen, zonder toestemming van de docent
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Gedragsregels voor leerlingen 
Aanwezigheid in de online-les is verplicht. Dit wordt geregistreerd.
Je volgt de online-les via je laptop en achter een bureau (of een (keuken)tafel).
Dus NIET vanaf je telefoon/vanuit je bijbaantje/vanuit je bed.
Je bent voorbereid om de online-les te volgen.
Iedereen zet zijn camera aan en het geluid uit.
Steek je hand(je) op als je iets wilt zeggen. Als je aan de beurt bent of als je de beurt krijgt, zet je het geluid aan.
De docent is tijdens de online-les bereikbaar en beschikbaar voor vragen via de chat in Teams.
Het is volgens de AVG verboden de les op te nemen en/of te delen, zonder toestemming van de docent

Slide 1 - Diapositive

objectifs
Je peux écrire des phrases au passé composé .
Je peux parler de mes vacances

Slide 2 - Diapositive

Le Passé composé

Slide 3 - Diapositive

Welk werkwoord vorm is "le passé-composé"in het nederlands

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je de "passé-composé"?

Slide 5 - Question ouverte

écris un exemple

Slide 6 - Carte mentale

Le passé-composé bestaat uit
hoeveel delen?

Slide 7 - Question ouverte

Conjugue (vervoegen)
le verbe Avoir

Slide 8 - Question ouverte

Conjugue (vervoegen)
le verbe être

Slide 9 - Question ouverte

Comment on fait le participe passé?


Slide 10 - Question ouverte

Est-ce que les deux verbes changent de forme?

Slide 11 - Question ouverte

Est-ce qu’on écrit toujours le participe passé avec ‘é’?


Slide 12 - Question ouverte

Combien de verbes il y a dans le passé composé ?

Slide 13 - Question ouverte

Mes vacances

Slide 14 - Diapositive

Où est-ce que tu as passé tes vacances ?
timer
1:00

Slide 15 - Question ouverte

Avec qui tu as passé tes vacances ?
timer
1:00

Slide 16 - Question ouverte

Qu’est-ce que tu as fait pendant tes vacances? (activités)
timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

Qu’est-ce que tu as mangé pendant tes vacances?
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Het voltooid deelwoord
Werkwoorden op -er (donner):

Voltooid deelwoord = Stam + é

Stam = hele werkwoord - er

Volt. deelwoord: donner - er + é = donné


Slide 21 - Diapositive

Werkwoorden op -ir (choisir):

Voltooid deelwoord = Stam + i

Stam = hele werkwoord - ir

Volt. deelwoord: choisir - ir + i = choisi

Slide 22 - Diapositive

Werkwoorden op -re (vendre):

Voltooid deelwoord = Stam + u

Stam = hele werkwoord - re

Volt. deelwoord: vendre - re + u = vendu

Slide 23 - Diapositive

Voorbeelden:
Donner               Choisir              Vendre
     J'ai donné        J'ai choisi              J'ai vendu  
     Tu as donné        Tu as choisi        Tu as vendu  
       Il a donné         Elle a choisi           On a vendu
Nous avons donné   Nous avons choisi   Nous avons vendu
Vous avez donné    Vous avez choisi       Vous avez vendu
Ils ont donné            Elles ont choisi          Ils ont vendu
                  

Slide 24 - Diapositive

Werkwoorden die vervoegd worden met het hulpwerkwoord être

Slide 25 - Diapositive

Voorbeeld van een werkwoord vervoegd met het hulpwerkwoord être
Aller
je suis allé(e)   nous sommes allé(e)s
tu es allé(e)   vous êtes allé(e)(s)
il est allé   ils sont allés
elle est allée    elles sont allées
on est allé(e)s

Slide 26 - Diapositive

Wanneer gebruik je être en wanneer gebruik je avoir ???

- Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord avoir.

- Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt, gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord être

Slide 27 - Diapositive

Uitzonderingen:
Commencer (beginnen)    J'ai commencé      Ik ben begonnen

Être (zijn)    J'ai été     Ik ben geweest

Slide 28 - Diapositive

Opmerkingen bij de eerste video
1. Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd
(hulpwerkwoord avoir/être staat in de présent, ott)

2. Bij vous kan zowel de e als de s tussen haakjes staan, je moet uit de zin opmaken of je te maken hebt met man/vrouw/ev/mv en daarbij de juiste letter wel/niet achter het voltooid deelwoord zetten.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Slide 31 - Vidéo

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner
B
faire
C
aller
D
avoir

Slide 32 - Quiz

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester
B
descendre
C
perdre
D
tomber

Slide 33 - Quiz

Daisy (partir, passé composé) en France
A
est partie
B
est parti
C
a partie
D
a parti

Slide 34 - Quiz

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
partir
B
être
C
vendre
D
louer

Slide 35 - Quiz

Elles...
(passé composé)
A
sont parties
B
sont partis
C
sont partie
D
sont partise

Slide 36 - Quiz

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 37 - Quiz