W24 -BIO -J2 -H -Th7 -Bs 5 &6

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Welkom 

• Zit je op een plek waar je het bord goed kunt zien?; 

 

• Zorg ervoor dat je tafel gedesinfecteerd is; 

 

• Vermijd contact met je klasgenoten;  

 

• Geef geen spullen door en leen niets uit (ook geen pennen).  

Planning voor de komende weken

Week 24 (deze week): bespreken th 7 bs 5 & 6

Week 25: herhalen Th 7 

Week 26: PO Th7

Mens en milieu: Herhaling B 3, 4
Kijk of je nog weet:

Wat het natuurlijk broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect zijn, en wat het verschil daartussen is.

Welke broeikasgassen er zijn.

Wat smog, verzuring en het gat in de ozonlaag betekenen.

Welke maatregelen de lucht schoon kunnen houden.

wat zorgt voor teveel broeikasgas?

1. de planten
2. de dieren
3. de mensen
4. de industrie, veeteelt, verkeer, verwarming.

Deze week: B 5, 6
Aan het eind van deze weektaak:

Weet je welk afval biologisch afbreekbaar is en welk afval niet.

Weet je welke soorten huishoudelijk afval er zijn en hoe de verschillende soorten afval milieuvriendelijk verwerkt kunnen worden.

Weet je hoe plantaardig en dierlijk voedsel geproduceerd wordt.

Weet je het verschil tussen intensieve landbouw en biologische landbouw.

B5 Afval

Recyclen 

Composteren 

Chemisch afval

Verbranden, storten

Dit weet je al:

- Sommige soorten afval moet je apart inleveren.

- Hoe minder afval je hebt, hoe beter voor het milieu !!!

Lees B5, en noteer in je schrift wat biologisch en niet-biologisch afval is.

Noteer ook in je schrift op welke manieren afval verwerkt kan worden. Bekijk de afbeeldingen. 
Werk jij ook mee aan het recyclen van papier, glas en plastic? Door het in de juiste afvalbak te gooien?

Afval

• Biologisch afbreekbaar afval
    Resten van planten en dieren
  
  
• Niet-biologisch afbreekbaar afval 
    Glas, steen, kunststof, plastic
  
  
• Hoe minder afval, hoe beter voor het milieu!

Afval verwerken

• Composteren
• Recyclen
• Verbranden
• Storten

Hoe opruimen : biologisch afbreekbaar afval, batterijen, glas, papier, plastic

B6 Voedselproductie

Dit weet je al:

- We eten plantaardig en dierlijk voedsel.

- In kassen worden bijvoorbeeld tomaten en paprika's       geteeld.

- Als veel dieren bij elkaar worden gehouden, is er een grotere kans op ziektes.

- Vlees eten is slecht voor het milieu.

Lees B6, en bekijk de afbeeldingen.
Noteer in je schrift de dikgedrukte woorden met daarachter de betekenis.

Waar komt onze voeding vandaan?

• Landbouw = akkerbouw, veeteelt, tuinbouw
  
• akkerbouw+ tuinbouw---> voedingsgewassen
• veeteelt-----> dieren
• visserij-----> vissen ( schelp-en schaaldieren)

Landbouw

akkerbouw

tuinbouw

veeteelt

Gemengd bedrijf

vroeger ander soort agrarisch bedrijf: gemengd: akkerbouw en veeteelt -> gesloten kringloop

meer voedselproductie nodig voor toenemende bevolking en export

efficiënter werken en specialiseren

monocultuur en mineralen/mest toevoegen

intensieve veehouderij/bioindustrie en krachtvoer

Goedkope voedselproductie

Veeteelt

• het houden van landbouwhuisdieren
• intensieve veehouderij = bio-industrie = vee-industrie

Bio-industrie

Biologische veeteelt

Voordelen bio-industrie

Nadelen bio-industrie

Voorbeeld bio-industrie

Dit zijn natuurlijk veel te veel kippen veel te dicht op

elkaar, wat vind jij hiervan?

Tuinbouw

Tuinbouw in open grond

• Buitengewassen verbouwen

Glastuinbouw

• Hele jaar door gewassen verbouwen
• Optimale omstandigheden
• Hoge energierekening
• Gebruik van chemische en biologische  beschrijdingsmiddelen
  

Past de uitspraak bij biologische landbouw of gangbare landbouw?
- Geen gebruik van kunstmest

1. Biologisch
2. Gangbaar

hoe wordt intensieve veehouderij ook wel genoemd?

1. bio-industrie
2. veefabrieken
3. plofkip veehouderij
4. vee-houderij

Door de bio-industrie is de voedselproductie in Nederland verhoogd.

1. juist
2. onjuist

welke soorten landbouw zijn er?

1. akkerbouw en veeteelt
2. gewoon landbouw
3. akkerbouw, veeteelt en tuinbouw
4. akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw

Afsluiting en opgaven

B5: 24, 25, 28, 29

B6: 32, 33, 34, 35, 38

Maak de opdrachten in je digitale werkboek. Als dat niet lukt maak je een foto van je gemaakte opdrachten, en die stuur je naar je docent:

[e-mail]

[e-mail]
En: maak een lijst van de dikgedrukte woorden van B 5 en 6 met hun betekenis.

Controleer of je nu weet: 

Welk afval biologisch afbreekbaar is en welk afval niet.

Welke soorten huishoudelijk afval er zijn en hoe de verschillende soorten afval milieuvriendelijk verwerkt kunnen worden.

Hoe plantaardig en dierlijk voedsel geproduceerd wordt.

Het verschil tussen intensieve landbouw en biologische landbouw.

Volgende week gaan herhalen, en de week daarna gaan we een PO maken over hoe duurzaam en diervriendelijk vlees is.