Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Vragend maken
Vragend maken
1 / 37
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
37 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Vragend maken
Slide 1 - Diapositive
Making questions with to be or to do
Slide 2 - Diapositive
We are at school.
A
het werkwoord is: we
B
het werkwoord is: are
C
het werkwoord is: at
D
het werkwoord is: school
Slide 3 - Quiz
Ellen is usually late on Wednesdays.
A
het werkwoord is: is
B
het werkwoord is: usually
C
het werkwoord is: on
D
het werkwoord is: late
Slide 4 - Quiz
Het werkwoord
is hier
are
is
Dit is het werkwoord :
to be
Slide 5 - Diapositive
Als we vragend maken, begint de zin met am / are / is.
I
am
late.
Am
l late?
He
is
12 years old.
Is
he 12 years old?
They
are
at home.
Are
they at home?
Slide 6 - Diapositive
Soms heb je zinnen zonder am / are / is
Kijk weer goed wat het werkwoord is
Slide 7 - Diapositive
Ellen really hates pizza and cheese.
A
het werkwoord is: really
B
het werkwoord is: pizza
C
het werkwoord is: cheese
D
het werkwoord is: hates
Slide 8 - Quiz
My parents drink coffee every day.
A
het werkwoord is: my
B
het werkwoord is: drink
C
het werkwoord is: parents
D
het werkwoord is: day
Slide 9 - Quiz
She always watches basketball on TV.
A
het werkwoord is: She
B
het werkwoord is: watches
C
het werkwoord is: on
D
het werkwoord is: always
Slide 10 - Quiz
KLM flies to London ten times a day.
A
het werkwoord is: flies
B
het werkwoord is: times
C
het werkwoord is: ten
D
het werkwoord is: to
Slide 11 - Quiz
De werkwoorden zijn hier :
hate
drink
watch
fly
Het werkwoord is dus geen am/ are/ is. Je kunt nu de vraag
niet
maken door het werkwoord vooraan in de zin te zetten.
Slide 12 - Diapositive
Om vragend te maken zet je
d
o of does
vooraan in de zin.
Hoe kies je tussen do of does?
Slide 13 - Diapositive
I do
you do
he does
she does
it does
we do
you do
they do
Do * I
* you
* we
* they
* het onderwerp is niet he/she/it
Does * he / she / it
* woorden i.p.v. he : teacher
* she: Ms Brouwers
* it: the dog/ the cat
Slide 14 - Diapositive
Ellen really hates pizza and cheese.
A
Bij een vraag gebruik je: Do
B
Bij een vraag gebruik je: Does
Slide 15 - Quiz
My parents drink coffee every day.
A
Bij een vraag gebruik je: Do
B
Bij een vraag gebruik je: Does
Slide 16 - Quiz
She always watches basketball on TV.
A
Bij een vraag gebruik je: Do
B
Bij een vraag gebruik je: Does
Slide 17 - Quiz
KLM flies to London ten times a day.
A
Bij een vraag gebruik je: Do
B
Bij een vraag gebruik je: Does
Slide 18 - Quiz
Dus als je een vraag maakt van zinnen waar geen am/ are /is in staat
Begint
je zin met Do of Does
They eat pizza.
Do
they eat pizza?
He sleeps a lot.
Does
he sleep a lot?
She goes to Spain.
Does
she go to Spain?
Slide 19 - Diapositive
Zijn we nu klaar?
Nee
als je een vraag maakt van zinnen waarin het werkwoord niet
am ,
is
of
are
is, moet je altijd
2
dingen doen:
Slide 20 - Diapositive
1
Begin de zin met Do of Does om de zin vragend te maken.
2
Zet het werkwoord in de zin terug in de vorm van het hele werkwoord.
Slide 21 - Diapositive
2
She
goes
to Spain.
Het werkwoord :
goes
moet terug naar de vorm van het hele werkwoord:
wordt weer :
go
( de es verdwijnen dus)
Does
she
go
to Spain?
Slide 22 - Diapositive
2
He
sleeps
a lot.
Het werkwoord :
sleeps
moet terug naar de vorm van het hele werkwoord:
wordt weer :
sleep
( de s verdwijnt dus)
Does
he
sleep
a lot?
Slide 23 - Diapositive
2
KLM
flies
on London.
Het werkwoord :
flies
moet terug naar de vorm van het hele werkwoord:
wordt weer :
fly
( de is verdwijnen dus)
Does
KLM
fly
on London?
Slide 24 - Diapositive
2
They
eat
pizza.
Het werkwoord :
eat is de vorm
van het hele
werkwoord.
Do
they
eat
pizza?
Slide 25 - Diapositive
Ellen hates pizza and cheese.
A
Does Ellen hate pizza and cheese?
B
Do Ellen hate pizza and cheese?
C
Does Ellen hates pizza and cheese?
D
Do Ellen hate pizza and cheese?
Slide 26 - Quiz
They walk to school.
(Maak vragend)
Slide 27 - Question ouverte
She goes home after her classes
A
Does she goe home after her classes?
B
Do she goe home after her classes?
C
Does she goes home after her classes?
D
Does she go home after her classes?
Slide 28 - Quiz
Carl does his homework.
Slide 29 - Question ouverte
The rabbit eats a carrot.
Slide 30 - Question ouverte
He fights with his sister.
Slide 31 - Question ouverte
The policeman stops the car.
Slide 32 - Question ouverte
Slide 33 - Vidéo
Maak een goede zin :
Do the Statue of Liberty is in New York?
Slide 34 - Question ouverte
Maak een goede zin :
Do Donald sings a song?
Slide 35 - Question ouverte
Maak een goede zin:
Do people watches the parade?
Slide 36 - Question ouverte
Ga naar ITSLEARNING
Kijk daarna bij Its op 'bronnen'
PRESENT SIMPLE: MAKING QUESTIONS
(onvoltooid tegenwoordige tijd: vragend maken)
Slide 37 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Vragend maken
Janvier 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Present Simple Q & N
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Questions
Octobre 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Questions
Janvier 2021
- Leçon avec
10 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Questions
Mars 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Questions
Décembre 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Questions
Décembre 2020
- Leçon avec
25 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Questions and Negatives Present Simple
Septembre 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2