Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
Wie doet wat (waar) (wanneer)
onderwerp werkwoord lijd. voorw. plaats tijd
He bought a new car in London yesterday.
vragen ?
hww onderwerp werkwoord lijd. voorw. plaats tijd
Did he buy a new car in London yesterday
Bijwoorden van tijd zeggen hoe vaak iets gebeurt.
always sometimes
never rarely
ever often
usually etc.
Bijwoorden van frequentie staan voor het werkwoord, behalve bij een vorm van to be (am, is, are, was, were) dan staan ze achter het werkwoord.
They always go to school on Mondays.
He is usually at work on Saturdays.
Bij 2 of meer werkwoorden staat het bijwoord na het eerste werkwoord.
He has recently bought a new car.