Herhalen H1 en H2 - 4GTL

Herhalen H1 en H2 - 4GTL
Merle Conti
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Herhalen H1 en H2 - 4GTL
Merle Conti

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Primaire inkomens
Secundaire inkomens
Netto inkomen
Brutoloon
Huuropbrengst
Zakgeld
Kinderbijslag

Slide 2 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen P uit de marketingmix?
A
Product
B
Promotie
C
Productie
D
Prijs

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het deel van je inkomen wat je vrij kunt uitgeven, noem je:
A
Netto inkomen
B
Besteedbaar inkomen
C
Vrij inkomen
D
Bruto inkomen

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je loont stijgt met 1,2%. Wat is dan de groeifactor?
A
101,2
B
1,2
C
1,12
D
1,012

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Lorenzcurve geeft de inkomensverdeling van een land weer.

Stelling: Hoe dichter de lijn staat bij de diagonale lijn, hoe kleiner de inkomensverschillen zijn.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De prijs van cola stijgt van €1,68 naar €1,89 per flesje. Hoe bereken je de prijsverhoging in %?
A
1,89 - 1,68/1,68 x 100
B
1,68 / 1,89 x 100
C
(1,68 - 1,89)/1,68 x 100
D
(1,89 - 1,68)/1,68 x 100

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk geval daalt je koopkracht?
A
Loondaling 1% en prijzendaling 2%
B
Loonstijging 1% en prijsstijging 1%
C
Loonstijging 2%, prijsstijging 3%
D
Loonstijging 2% en prijsstijging 1%

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke uitgavens-
categorie geeft de
consument het
meeste geld uit?
A
Kleding
B
Huisvesting
C
Overig
D
Voeding

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies wat oorzaken van inflatie kunnen zijn.
A
De wereldmarktprijs van olie daalt
B
De belasting op energie stijgt met 2,4%
C
Lonen stijgen volgens de cao met 2,8%
D
Bedrijven kunnen de vraag naar producten niet aan.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie geeft adviezen over afstemming tussen inkomsten en uitgaven?
A
CBS
B
CPB
C
Nibud
D
ECB

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor uitgave is de aanschaf van een wasmachine?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
D
Afschrijvingskosten

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Willie verdient €40,50 per week. Hoeveel verdient hij per maand?
A
€162,00
B
€170,10
C
€122,00
D
€175,50

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bouwt een buffer op voor onvoorziene uitgaven. Welk spaarmotief hoort hier bij?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor rente
C
Sparen voor veiligheid
D
Sparen uit voorzorg

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een spaardeposito is er sprake van:
A
Enkelvoudige rente
B
Meervoudige rente

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De prijzen stijgen met 2%. Je ontvangt 1,2% rente. Dan verandert de waarde van je spaargeld met 0,8%. Dit noem je de ___________
A
Nominale rente
B
Inflatie
C
Reële rente
D
Samengestelde rente

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rendement is een ander woord voor _
A
Waarde
B
Winst
C
Zekerheid
D
Beleggen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat ECB voor?
A
Eerste Consumenten Bank
B
Europese Centrale Bank
C
Europese Consumenten Bank
D
Eerste Centrale Bank

Slide 18 - Quiz

Centrale bank van de eurozone 
De ECB bepaalt voor alle landen de basis rente. Op deze manier houden ze de inflatie onder controle. 
ECB verhoogt de rente. Welke redenen kan de ECB hebben om dit te doen?
A
De ECB wil dat consumenten meer gaan besteden.
B
De ECB wil dat consumenten minder gaan besteden.
C
De ECB wil dat de inflatie hoger wordt.
D
De ECB wil dat de inflatie lager wordt.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg het verdienmodel van de bank in je eigen woorden uit.

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vereenvoudig de volgende formule:
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een voorbeeld van duurzaam consumeren.

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions