Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
(No) me gusta/n ...
Me gusta la playa (enkelvoud)
Me gusta leer (werkwoord)
Me gustan los animales (meervoud)
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
¿Qué le gusta a Claudia?
Slide 4 - Question ouverte
¿Qué le gusta a Sergio?
Slide 5 - Question ouverte
¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre (vrije tijd)?
Slide 6 - Question ouverte
HAY, ESTAR en SER
HAY: er is/er zijn
ESTAR: zijn voor plaatsaanduiding (zich bevinden)
SER: zijn voor beschrijving
Slide 7 - Diapositive
Barcelona
Es una ciudad grande
Barcelona está en España.
Hay edificios bonitos
Hay un equipo de fútbol famoso.
Slide 8 - Diapositive
Denk aan Utrecht: qué hay en Utrecht? Cómo es Utrecht? Dónde está Utrecht?
Slide 9 - Question ouverte
Schrijf een zin per werkwoord in de presente (tegenwoordige tijd): COMER, LEER, VIVIR, ESCRIBIR, VIAJAR
Slide 10 - Question ouverte
Met de lockdown in Nederland zijn er veel dingen niet mogelijk. Maar... wat ga je doen als er geen lockdown is? ¿Qué vas a hacer después del lockdown?
Slide 11 - Diapositive
¿Qué vas a hacer después del lockdown? Maak zinnen met de structuur van de futuro: ir a + inf. Bijvoorbeeld: Voy a viajar a España. Ik ga naar Spanje reizen.
Slide 12 - Question ouverte
Vergelijk deze voorwerpen/personen
€19,95
€19,95
Slide 13 - Diapositive
Gebruik de trappen van vergelijken om de foto's te vergelijken. Bijvoorbeeld: Un chico es más feo que otro chico. Een jongen is lelijker dan de andere jongen.
Slide 14 - Question ouverte
Waren de vragen moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃
Slide 15 - Sondage
Je bent klaar met de lessonup. Je mag aan de portafolio werken.