2tl h4 meewerkend voorwerp (zelfst. 1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.  

Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.

Om het meewerkend voorwerp te vinden stel je de vraag:

1. aan wie of voor wie + ww gezegde + ow + ld voorwerp
2. wie + gezegde + onderwerp
3. wat + gezegde + onderwerp
4. is altijd een voorwerp

LET DUS OP!

Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Dit gedeelte is één zinsdeel.

In een zin zonder lijdend voorwerp staat ook geen meewerkend voorwerp. Daarom is de volgorde van zinsdelen benoemen belangrijk.

Om het meewerkend voorwerp te vinden stel je de vraag: Aan wie + ww gezegde + ow OF
Voor wie + ww gezegde + onderwerp.

1. klopt
2. klopt niet

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.

1. ja
2. nee

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.

1. zij
2. heeft
3. ons
4. toch

Is dit een meewerkend voorwerp?

'Wil hij een ijsje van mij hebben?'

1. ja
2. nee

meewerkend voorwerp

Haar moeder

een lange preek.

gaf

haar

meewerkend voorwerp

Klas 2 tl

een compliment.

geeft

 de docent

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.

Ik zie haar.

Wij geven jullie een bos bloemen.

Heb je hun geschreven?

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

meewerkend voorwerp

Het meisje

al

had

de uitnodigingen voor het feest

aan de hele klas

gegeven.

meewerkend voorwerp

Het meisje

elke dag

brengt

haar paard

hooi.

Ik help hem.

Ik zie haar.

Wij geven jullie iets.

Heb je hun geschreven?

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

meewerkend voorwerp

Mijn iPad

heb

ik

het tweede uur

aan Joey

uitgeleend.