5.2 gemiddelde snelheid les 1

NOVA 5.2
gemiddelde snelheid
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

NOVA 5.2
gemiddelde snelheid

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 5.2
  • Je kunt de formule voor gemiddelde snelheid toepassen. 
  • Je kunt een gemiddelde snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
  • Je kunt de formule van gemiddelde snelheid omzetten zodat je er de afgelegde afstand of benodigde tijd mee kunt berekenen. 

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
Beweging vastleggen
Stroboscoop
Plaats - tijd tabel
Plaats - tijd diagram

Slide 3 - Diapositive

opg. 3 Leg uit bij welke foto een gewone 
lamp is gebruikt en waar een stroboscoop.

Slide 4 - Diapositive

opg. 4 a Hoe vaak heeft de stroboscoop geflitst ?

Slide 5 - Diapositive

opg. 5 a Waar bewoog de bal het snelst ?

Slide 6 - Diapositive

VI Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?

A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,9 s

Slide 7 - Quiz

Beweegt deze bal met een constante snelheid of versnelt de bal? Leg uit waarom je dat denkt.

Slide 8 - Question ouverte

Gemiddelde snelheid
Hoe ver is het van jouw huis naar school?
afstand = s = ...... meter

Hoe lang doe je erover van jouw huis naar school?
tijd = t = ...... seconde

Dus je gemiddelde snelheid is?????

Slide 9 - Diapositive

Snelheid in km/h
  • Hardlopers
  • Schaatsers
  • Formule 1
  • Fietsers

Slide 10 - Diapositive

Snelheid naar 100 km/h 
  • 100 kilometer in 1 uur
  • Wat betekent dit nou?

Slide 11 - Diapositive

Meter per seconde
  • Je kunt snelheid omrekenen van km/h naar m/s
  • Binnen de natuurkunde is dit de standaard eenheid!

Slide 12 - Diapositive

De gemiddelde snelheid berekenen
Gemiddelde snelheid = afstand / tijd

 vgem = s / t

De afstand is in meter als de tijd in seconden 
De afstand is in kilometers als de tijd in uur is.
De snelheid is dus in m/s of in km/h. 
Grootheden
Eenheden

Slide 13 - Diapositive


De snelste tijd van Usain Bolt is 14,35 seconden op de 150 meter. Hoeveel meter per seconde loopt hij?

Slide 14 - Question ouverte

Omrekenen van m/s naar km/h
Wat moet je weten om de snelheid te kunnen omrekenen?

  • 1 km = 1000 m
  • 1 uur = 60 min = 3600 sec


Slide 15 - Diapositive

Omrekenen

Slide 16 - Diapositive

Thijs fietst 7 m/s. Hoeveel km/h is dat?

Slide 17 - Question ouverte

Marlou rijdt 100km/h. Hoeveel m/s is dat?

Slide 18 - Question ouverte

Marlou rijdt 100km/h. Hoeveel m/s is dat? 
Marlou rijdt 100 kilometer in 1 uur. 
Dat is hetzelfde als 100.000 meter in 3600 seconden.
Dan is haar snelheid 100.000 meter / 3600 seconden = 27,8 m/s

Of uit je hoofd leren:
km/h ->  m/s         :3,6
m/s -> km/h            x 3,6   

Slide 19 - Diapositive

30 km/h = ....... m/s

5 km/h = ..... m/s

12 m/s = ........ km/h

25 m/s = ....... km/h
120 km/h = ...... m/s

5 m/s = ......... km /h

50 km/h = ......... m/s

1000 km / h = ......... m/s

Slide 20 - Diapositive

30 km/h = 8,3  m/s

5 km/h = 1,4 m/s

12 m/s =  43,2 km/h

25 m/s = 90 km/h
120 km/h = 33,3 m/s

5 m/s = 18 km /h

50 km/h = 13,9 m/s

1000 km/h = 278 m/s

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig 
Lezen blz 17, 18, 19 tot Afstand en tijd berekenen.
Maken: vraag 1, 2, 4, 5, 6

Slide 22 - Diapositive

De afstand berekenen
Afstand = gemiddelde snelheid x tijd
Formule (dus met symbolen): 
s = vgem  .  t

Slide 23 - Diapositive

De gemiddelde snelheid van Thijs is 25,2 km/h. Hij zit 3 uur op zijn fiets. Hoeveel km heeft hij afgelegd?

Slide 24 - Question ouverte

Even om te oefenen.
1000 m = ..... km
60 min = ..... sec
500 m = .... km

Slide 25 - Question ouverte

Even de formules herhalen
gemiddelde snelheid = afstand : tijd ---> vgem = s : t
afstand = gemiddelde snelheid x tijd ---> s = vgem . t

Slide 26 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
Video-opnames analyseren

Voor een goed resultaat heb je een opname nodig waarbij het voorwerp voor een stilstaande camera langs beweegt. Ook moet er op de opname een meetlat te zien zijn of een ander voorwerp waarvan je de afmetingen kent; daarmee kun je aangeven wat de schaal is van het beeld. Ten slotte moet je weten uit hoeveel beelden per seconde de opname bestaat.

Slide 27 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
Een plaats-tijdtabel
Om de rechtlijnige beweging van de rollende bal te analyseren, kun je een plaats-tijdtabel maken. De gegevens voor zo’n tabel haal je uit een video-opname of een stroboscopische foto. 
• met welke tussenpozen de momentopnames zijn gemaakt;
• hoe groot de afstanden op de beelden in werkelijkheid zijn.

Slide 28 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen

Slide 29 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
tijd (s)
plaats (cm)
A
0
0
B
0.5
3
C
1.0
10
D
1.5
21
E
2.0
F
2.5

Slide 30 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
Een plaats-tijddiagram

Met de gegevens in een plaats-tijdtabel kun je een grafiek van de beweging tekenen. Zo’n grafiek wordt een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram genoemd. De letter x staat hier voor plaats en de letter t voor tijd.  
Uit een (x,t)-diagram kun je bij elk tijdstip de bijbehorende plaats aflezen, en omgekeerd.



Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
Afgelegde afstand
Op een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram kun je de afgelegde afstand s aflezen. Op het (x,t)-diagram van een rollende bal lees je af dat de bal na 2,0 s 37 cm gerold heeft.

Je noteert op welke plaats de beweging is begonnen en op welke plaats de beweging is geëindigd. Het verschil tussen die twee waarden is de afgelegde afstand. De plaats waar de beweging begonnen is, noem je het referentiepunt voor de beweging. Je berekent de afgelegde afstand ten opzichte van dat referentiepunt. De plaats van het eindpunt (80 cm) is dan de afgelegde afstand.
Soms kun je op een (x,t)-diagram de afgelegde afstand niet aflezen. Voorbeeld?



Slide 33 - Diapositive

2H - 5.1 Bewegingen vastleggen
LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen op welke twee manieren je beweging kunt vastleggen.
• Je kunt benoemen welke twee grootheden je moet weten om uit een video-opname of een stroboscopische foto de gegevens voor een plaats-tijddiagram te halen.
• Je kunt een plaats-tijdtabel invullen.
• Je kunt op een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram bij een tijdstip de bijbehorende plaats aflezen en omgekeerd.
• Je kunt uitleggen wat afgelegde afstand is en welk punt het referentiepunt van een beweging.

Slide 34 - Diapositive