Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden

 Grammatica - woordsoorten
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

 Grammatica - woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
(zn)
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.

Slide 2 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord

  • Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het meervoud zetten.
  • Je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
  • Je kunt er meestal een lidwoord voorzetten.
  • Ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Lidwoord (lw)
  • drie lidwoorden; de, het, een
  • de en het bepaald lidwoord(blw)
  • Een onbepaald lidwoord
  • Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naawoord

Slide 5 - Diapositive

Noem het werkwoord:
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 6 - Quiz

Noem het zelfstandig naamwoord (zn)
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 7 - Quiz

Noem het lidwoord:
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de zn?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
gisteren, kat, tuin, keek, auto, buren
B
kat, tuin, auto, buren
C
zat, kat, tuin, keek, auto, buren
D
gisteren, in, van, buren

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de lw?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
in, de, en, de
B
de, de, de, de
C
een, de en, de
D
het, de en een

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar:
Walter is een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Chris heeft zondag lekker uitgeslapen.
Welke woordsoort is Chris in deze zin?
A
onderwerp
B
zelfstandig naamwoord
C
lijdend voorwerp
D
werkwoord

Slide 12 - Quiz