Test Koude Oorlog

Hoeveel weet ik over de Koude Oorlog?
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoeveel weet ik over de Koude Oorlog?

Slide 1 - Diapositive

We laten de Koude Oorlog meestal beginnen in ...
A
1917
B
1940
C
1945
D
1952

Slide 2 - Quiz

De Koude Oorlog wordt zo genoemd omdat...
A
Het plaats vond in een ijstijd
B
Er niet gevochten werd
C
De overwinning werd behaald door de kou
D
Geen van allen

Slide 3 - Quiz

Wat was GEEN reden voor het groeiende wantrouwen tussen de grootmachten?
A
Het einde van de WOII
B
de dood van Hitler
C
Amerika die de atoombom had
D
persoonlijke verschillen tussen de leiders

Slide 4 - Quiz

Welk woord hoort NIET bij Oostblok?
A
Aan de kant van de VS
B
Hongarije
C
communistisch
D
bevriende regeringen

Slide 5 - Quiz

Welke van de volgende maatregelen zou vallen onder de Trumanleer?
A
Militair ingrijpen in een land dat communistisch dreigt te worden
B
Steun aan een land in burgeroorlog
C
Financiële steun aan een vijand van de SU
D
Kernraketten plaatsen in een bevriend land.

Slide 6 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
blokvorming
B
Europese samenwerking
C
Marshallplan
D
Berlijnse Blokkade

Slide 7 - Quiz

Bij welke gebeurtenis hoort deze prent?
A
Berlijnse Muur
B
Berlijnse Blokkade
C
Berlijnse Luchtbrug
D
Berlijnse Missie

Slide 8 - Quiz

Wie was GEEN lid van de EGKS?
A
Nederland
B
Belgie
C
Oost-Duitsland
D
Frankrijk

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past het beste bij dit plaatje?
A
Berlijnse Muur
B
IJzeren Gordijn
C
NAVO
D
Oostblok

Slide 10 - Quiz

Welk woord hoort NIET bij de BRD?
A
communistisch
B
1949
C
NAVO
D
sterke economie

Slide 11 - Quiz

Wat was de reden voor het oprichten van de Warshaupact?
A
veiliger zijn door een bondgenootschap
B
concurrentie bieden in de wapenwedloop
C
dreigender overkomen naar de tegenpartij
D
reageren op de acties van de tegenpartij

Slide 12 - Quiz

Welke zin is waar?
A
de bom op de foto is een waterstofbom
B
de bom op de foto is een bom uit het begin van de wapenwedloop
C
de bom op de foto kan heel Nederland platleggen
D
de bom op de foto moet je met een raket afschieten

Slide 13 - Quiz

Welk gevolg had het bouwen van de Berlijnse Muur voor de DDR?
A
Het land werd alleen maar aantrekkelijker
B
het land kreeg minder vluchtelingen
C
het land werd rijker
D
het land werd minder populair

Slide 14 - Quiz

Waarom greep de VS niet in bij de bouw van de Muur? (
A
omdat de muur niet op hun grondgebied werd gebouwd
B
omdat het voor hen verder geen consequenties had
C
omdat ze bang waren voor een oorlog
D
omdat ze er niets over te zeggen hadden.

Slide 15 - Quiz

Over welke crisis gaat deze prent?
A
Korea oorlog
B
vietnam oorlog
C
cubacrisis
D
berlijnse muur

Slide 16 - Quiz

Wat hebben de Korea-oolog en de Vietnam-oorlog gemeen?
A
in beide landen werd guerilla gevochten
B
in beide landen wilden de bevolking communistisch worden
C
in beide landen werd Napalm gebruikt
D
beide oorlogen werden verloren door de VS

Slide 17 - Quiz

Welk begrip hoort bij het volgende plaatje?
A
trumanleer
B
dominotheorie
C
bewapeningswedloop
D
kolonialisme

Slide 18 - Quiz

Welk land hoort niet in het rijtje thuis?
A
Duitsland
B
Korea
C
Vietnam
D
Cuba

Slide 19 - Quiz

Waarom besloot de VS in te grijpen in de Cubacrisis?
A
omdat de SU een belofte verbrak
B
omdat de Cubanen atoomwapens hadden
C
Omdat de SU een voorsprong dreigde te hebben in de wapenwedloop
D
omdat Kennedy wilde laten zien wat hij kon

Slide 20 - Quiz

Hoe heet deze Sovjetleider van tijdens de Cubacrisis?
A
John F. Kennedy
B
Mikhail Gorbatsjov
C
Nikita Chroetsjov
D
Leonid Breznjev

Slide 21 - Quiz

Waarom is de Cubacrisis in de Koude Oorlog van belang geweest?
A
omdat er voor het eerst atoomwapens werden gebruikt
B
omdat de SU voor het eerst had gewonnen
C
omdat het de enige keer is dat er rechtstreeks gevochten werd
D
omdat het voor het eerst duidelijk werd hoe gevaarlijk de wapenwedloop was.

Slide 22 - Quiz

Welk woord hoort NIET bij Gorbatsjov?
A
relatief jong
B
hervormingen
C
wijnvlek
D
president

Slide 23 - Quiz

Wat hoort er NIET bij perestrojka?
A
Gorbatsjov
B
vrijheid
C
markteconomie
D
eigen mening

Slide 24 - Quiz

Waarom zocht Gorbatsjov toenadering tot de VS?
A
omdat meer van de VS te leren over de werking van een markteconomie
B
Om het risico van een oorlog te verkleinen
C
Om te praten over het verminderen van wapens
D
Om te praten over de afschaffing van kernwapens

Slide 25 - Quiz

Waarom wilde Gorbatsjov wapens verminderen?
A
om de risico's van een kernoorlog te verkleinen
B
om geld te besparen
C
omdat mensen tijdens de glasnost hierom vroegen
D
omdat Gorbatsjov af wilde van de wapens in het Oostblok

Slide 26 - Quiz

Waarom ontstonden er protesten zoals op de foto?
A
door de glasnost
B
door het ontbreken van Sovjet troepen
C
door de perestrojka
D
door de economische crisis die heerste

Slide 27 - Quiz

Wanneer viel de Muur?
A
1985
B
1989
C
1991
D
1995

Slide 28 - Quiz

Is de tekenaar een voor of tegenstander van Gorbatsjov?
A
voorstander
B
tegenstander

Slide 29 - Quiz

Wat is de bijnaam van de Koude Oorlog?
A
De vijftig jarige oorlog
B
de oorlog waar niemand won
C
Donkey War
D
de spionnen oorlog

Slide 30 - Quiz