Les 41 - publiek en medium

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

NEDERLANDS

Vandaag

• pto 4
• Overhoren woordjes
• Theorie les 41 (herhaling publiek en medium)

Je leert hoe je je tekst afstemt op je publiek en het medium dat je gebruikt

pto 4

Leren: les 35, 36, 39, 41

Theorie + woordjes

+ vlog

Wat is de betekenis van 'restrictie'?

1. voorwaarde
2. straf
3. beperking
4. boodschap

Wat is de betekenis van 'dressoir'?

1. kast
2. bank
3. tafel
4. stoel

Wat is de betekenis van 'billboard'?

1. flyer
2. reclamebord
3. poster
4. advertentie

Schrijfvaardigheid

Publiek & medium

Wat weten jullie nog van de les van vorige week over publiek & medium? Je mag steekwoorden noteren

Publiek

Eerst nagaan: voor wie schijf ik iets?

= bepalend voor de manier waarop je schrijft!

Verplaats je in publiek

  Wie is de lezer?

  Wat wil je hem vertellen?

  Waarom leest hij jouw tekst?

  Welk taalgebruik is passend?

Hoeveel weet het publiek?

-->  hoeveelheid uitleg en context

Wat wil ik bereiken? Wat is het tekstdoel?

--> informeren, overtuigen, amuseren, overhalen...

Oefenen

Je krijgt een fragment. Geef daarna aan wie het publiek is

Wie is het publiek?

Medium

=  ‘middel om boodschappen over te dragen’

 geprinte media:

 kranten, flyers, tijdschriften

  

Medium

online media:

traditioneel: website, e-mail

sociale media: Instagram, WhatsApp, Facebook

 buitenmedia:

 posters, billboards, luchtreclame

Medium

Welke kies je?

- eigen kenmerken

- tijd en reden van gebruik

- tekst samen met beeld

- eigen spelregels (minder strikt bij sociale media)

Elk medium heeft zijn eigen kenmerken die van invloed zijn op je tekst.

Roy wil aan een webwinkel vragen of zijn bestelling die dag nog wordt bezorgd. Welk medium is geschikt?

Tim wil zijn skateboard verkopen. Welk medium is geschikt?

Bedankt!

Vragen?