12. Zoogdieren quiz

De zoogdieren quiz 
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DierSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De zoogdieren quiz 

Slide 1 - Diapositive

Progamma

- Leerdoelen 
- De zoogdierenquiz
- Nabespreken

Slide 2 - Diapositive

De leerdoelen van deze week:
Deze week gaan we kijken hoeveel we de afgelopen 
weken hebben geleerd over zoogdieren.

Slide 3 - Diapositive

1.   Zoogdieren:
Zoogdieren verschillen van andere dieren, doordat ze melkklieren hebben. Daarin wordt melk gemaakt waarmee de jongen direct na de geboorte worden gevoed. Bij koeien heten de melkklieren uiers. Bij apen, honden en katten noem je ze tepels.

Slide 4 - Diapositive

2.   Eierleggende zoogdieren:
Het vogelbekdier legt eieren als een vogel, maar is toch een zoogdier. Het vrouwtje broedt maximaal 3 eieren uit in een broedhol en zorgt dan 4 maanden voor de kleintjes.
Ook het vrouwtje van de mierenegel legt ongeveer 8 eieren. Die zitten in een broedbuidel in haar buik tot de jongen eruit kruipen.

Slide 5 - Diapositive

3.   Mensapen:
Onze naaste verwanten in het dierenrijk zijn de mensapen. Na de mens zijn dit de hoogst ontwikkelde wezens. Ze hebben ontwikkelde hersenen. Mensapen kunnen rechtop lopen en gebruiken hun handen. Ze lachen en huilen bijna net zoals wij dat doen.

Slide 6 - Diapositive

4.   Olifanten:
Olifanten zijn de grootste en zwaarste zoogdieren die op het land leven. Vandaag de dag zijn er nog drie soorten: de Afrikaanse olifant, de Aziatische olifant en de bosolifant. Meer dan 10.000 jaar geleden leefden er in Europa ook olifanten - de mammoeten.

Slide 7 - Diapositive

5.   Nijlpaarden:
Nijlpaarden hebben een erg dikke huid. Als ze lange tijd niet in het water zijn geweest, scheiden klieren een rode vloeistof af. Die beschermt hun kale huid 
tegen uitdrogen. 
Vroeger dacht men dat de dieren bloed zweetten.

Slide 8 - Diapositive

6.   Kamelen:
De dromedaris heeft één bult en wordt alleen nog als huisdier gehouden. Ze kunnen lang zonder water. Als ze drinken, nemen ze in korte tijd 100 liter water in en slaan dit op in hun maag.


De kameel heeft twee bulten. 
In tegenstelling tot de dromedaris heeft een kameel lang, ruig haar.

Slide 9 - Diapositive

7.   Herten:




Herten behoren tot de grootste zoogdieren van ons land. Er zijn meer dan 35 soorten. De mannetjes hebben een gewei. Dit wordt elk jaar afgeworpen waarna er een nieuw gewei groeit met meer takken. Je kunt de leeftijd van een hert dan ook aan zijn gewei aflezen.

Slide 10 - Diapositive

8.   Giraffen:

Giraffen komen alleen voor in Afrika. In de regentijd vinden ze op de savannes genoeg voedsel. Met hun lange hals kunnen ze moeiteloos bij de bladeren in de boomtoppen. Er zijn meerdere soorten giraffen, 
die zich van elkaar onderscheiden 
door het patroon 
van hun vel. 

Slide 11 - Diapositive

9.   Neushoorns:

Er komen twee soorten neushoorns voor in Afrika en drie in Azië. Ze zijn met uitsterven bedreigd. Er wordt namelijk veel op ze gejaagd vanwege hun hoorns. Na de olifanten zijn de neushoorns de grootste landzoogdieren.

Slide 12 - Diapositive

10. Tapirs:

Tapirs zijn zeer oude zoogdieren en verwant aan de neushoorns en paarden. Ze hebben geen hoeven zoals paarden, maar ze hebben vooraan vier en achteraan drie tenen. Ook hebben ze een beweegbare slurf, net als een olifant. 

Slide 13 - Diapositive

10. Tapirs:

Tapirs zijn zeer oude zoogdieren en verwant aan de neushoorns en paarden. Ze hebben geen hoeven zoals paarden, maar ze hebben vooraan vier en achteraan drie tenen. Ook hebben ze een beweegbare slurf, net als een olifant. 

Slide 14 - Diapositive

11. Schubdieren:
Schubdieren zien eruit als enorme wandelende sparappels. Ze leven voornamelijk in het regenwoud. Op het eerste gezicht lijken het reptielen, maar het zijn zoogdieren. Gewoonlijk brengen ze slechts één jong ter wereld. Schubdieren snuffelen voortdurend naar mieren en termieten.

Slide 15 - Diapositive

12. Beren:

Beren behoren tot de roofdieren. Ze eten echter niet alleen vlees, maar zijn alleseters. Sommige eten zelfs voornamelijk planten. Er zijn zeven soorten grote beren en 18 soorten kleine beren, waartoe de wasbeer behoort. 

Slide 16 - Diapositive

13. Gevlekte hyena:
De gevlekte hyena is de grootste hyenasoort. 
's Nachts roept de hyena met zijn afgrijselijke gehuil zijn roedel bij elkaar. Dan gaan ze samen op zoek naar voedsel. De hyena eet altijd de restjes van de maaltijd van andere dieren op.
 

Slide 17 - Diapositive

14. Robben:
De robben zijn de roofdieren van de zee. Ze gaan echter ook aan land. Deze zoogdieren zijn goed aangepast aan water. Ze hebben vinnen in plaats van armen en benen. Als ze duiken, sluiten ze oren en neusgaten. Een dikke speklaag beschermt ze tegen afkoeling.
 

Slide 18 - Diapositive

15. Handvleugeligen:
Vleermuizen en vliegende honden zijn de enige zoogdieren die op eigen kracht door de lucht bewegen. Ze vliegen in de schemering en vinden de weg met ultrasone geluidsgolven. Er zijn ongeveer 970 soorten van deze handvleugeligen.
 

Slide 19 - Diapositive

16. Haasachtigen:
Vroeger werden hazen beschouwd als knaagdieren. Net als bij knaagdieren groeit het gebit van een haas steeds weer aan. Het slijt af door kauwen. Tegenwoordig worden hazen gezien als een eigen groep zoogdieren. Daartoe behoren ook konijnen.
 

Slide 20 - Diapositive

17. Tandwalvissen en baleinwalvissen:
Bijna alle walvissen hebben tanden, maar de baleinwalvissen niet. Deze hebben hoornen platen die als gordijnen vanaf het gehemelte naar beneden hangen. Met die baleinen zeven ze kleine kreeftjes uit het water. Dat is plankton.
 

Slide 21 - Diapositive

18. 

 

Slide 22 - Diapositive

19. De mol:
De mol leeft onder de grond. Hij ziet bijna niets met zijn kleine knoopoogjes. Hij hoort ook niet goed. Hij vindt met zijn snorharen heel goed de weg in zijn gangen. Met zijn schepachtige handen graaft de mol zijn hol. Zijn pels is fluweelzacht, zodat hij niet in de gangen blijft hangen.
 

Slide 23 - Diapositive

20. De biakkoeskoes:
Biakkoeskoezen zijn buideldieren. Het zijn nachtdieren met grote rode ogen. Ze hebben een grijpstaart. Die gebruiken ze om in bomen te klimmen. Elke biakkoeskoes ziet er weer anders uit, omdat de vacht per dier verschilt. Het mannetje van de biakkoeskoes poedert zich in de paartijd en ziet er dan gevlekter uit.
 

Slide 24 - Diapositive

De zoogdierenquiz

Slide 25 - Diapositive

Vraag 1: Hoe verschillen zoogdieren zich van andere dieren?

Slide 26 - Diapositive

Vraag 2: Welke twee zoogdieren leggen eieren in plaats van levende zoogdieren?

Slide 27 - Diapositive

Vraag 3: Welke dieren zijn het meest verwant aan de mensen?

Slide 28 - Diapositive

4. Welke zoogdieren op aarde zijn het zwaarst?

Slide 29 - Diapositive

Vraag 5: Wat doet de rode vloeistof in de huid van de nijlpaarden?

Slide 30 - Diapositive

Vraag 6: Hoeveel bulten heeft de kameel?

Slide 31 - Diapositive

Vraag 7: Hoe kun je de leeftijd van een hert schatten?

Slide 32 - Diapositive

Vraag 8: Hoe onderscheiden de verschillende  giraffenrassen van zich van elkaar?

Slide 33 - Diapositive

Vraag 9: Waarom wordt er veel gejaagd op de neushoorn?

Slide 34 - Diapositive

Vraag 10: Welk dier is dit?

Slide 35 - Diapositive

Vraag 11: Wat eten schubdieren?

Slide 36 - Diapositive

Vraag 12: Wat eten beren? Beren zijn ….

Slide 37 - Diapositive

Vraag 13: Waarom roept de hyena 's nachts met zijn afgrijselijke gehuil de roedel bij elkaar?

Slide 38 - Diapositive

Vraag 14: Waarom sluiten robben hun oren en neusgaten tijdens het duiken?

Slide 39 - Diapositive

Vraag 15: Hoe vinden vleermuizen hun weg in het donker?

Slide 40 - Diapositive

Vraag 16: Waarom zijn konijnen en hazen geen knaagdieren

Slide 41 - Diapositive

Vraag 17: Wat is het verschil tussen de baleinwalvis en de tandwalvis?

Slide 42 - Diapositive

Vraag 18: Welke tandwalvis wordt de killerwhale genoemd?

Slide 43 - Diapositive

Vraag 19: Waardoor blijft de mol niet hangen in de zandgangen?

Slide 44 - Diapositive

Vraag 20: Waarom ziet de biakkoeskoes er in de paartijd gevlekt uit?

Slide 45 - Diapositive

Nabespreken van de vragen

Slide 46 - Diapositive