Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Natuurrampen
Slide 1 - Diapositive
Platentektoniek betekent
A
Dat de aardkorst bestaat uit aardplaten
B
Het bewegen van de aardplaten
C
Het bewegen van de aardkorst
D
Dat de aardkorst drijft op magma
Slide 2 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een endogeen proces?
A
Sedimentatie
B
Erosie
C
Platentektoniek
D
Aardbevingen
Slide 3 - Quiz
Platentektoniek past binnen de...
A
fysische dimensie
B
culturele dimensie
C
politieke dimensie
D
economische dimensie
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je de beweging van taai vloeibaar gesteente in de aardmantel?
A
Stromingen
B
Magmastroming
C
Platentektoniek
D
Convectiestromen
Slide 5 - Quiz
A
divergent, convergent, transform
B
convergent, divergent, transform
C
transform, divergent, convergent
D
transform, convergent, divergent
Slide 6 - Quiz
Bij welke twee plaatbewegingen komt vulkanisme voor?
A
Divergent en convergent
B
Divergent en transform
C
Convergent en transform
Slide 7 - Quiz
Wat ontstaat er over het algemeen niet bij subductie?
A
tsunami
B
actief vulkanisme
C
zware aardbevingen
D
alle 3 komen wel voor bij subductie
Slide 8 - Quiz
In welke situatie is sprake van subductie?
A
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Bij subductie
A
duikt de zwaardere plaat onder de lichtere
B
duikt de lichtere plaat onder de zwaardere
Slide 10 - Quiz
Subductie is altijd convergentie. Maar convergentie is niet altijd subductie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Bij welke plaatbeweging(en) ontstaan zware aardbevingen?
A
transform en divergent
B
convergent en transform
C
divergent
D
divergent en convergent
Slide 12 - Quiz
Een trog is een
A
diepe kloof in de zee
B
een bergtop in zee
C
Een vulkaan op zee
D
Een bergrug op zee
Slide 13 - Quiz
Een trog ontstaat bij:
A
Convergentie
B
Divergentie
C
Transversale beweging
D
Subductie
Slide 14 - Quiz
Voor een tsunami is nodig ...
A
een zeebeving in de zeebodem en een diepe kust
B
een aardbeving in de zeebodem en een oplopende kust
C
een aardbeving op land en een diepe zee
D
een aardbeving op land en een oplopende zee
Slide 15 - Quiz
Wat is een tsunami?
A
Een golf
B
Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en die wordt veroorzaakt door een aardbeving op de zeebodem.
C
Een zeebeving
D
Een hoge vloedgolf ontstaan door hele harde wind op zee in combinatie met een zeebeving.
Slide 16 - Quiz
Wat zijn de coordinaten van IJsland?
A
65 NB, 20 OL
B
65 ZB, 20 OL
C
65 NB, 20 WL
D
65 ZB, 20 WL
Slide 17 - Quiz
IJsland ligt op … breedte
A
Hoge
B
Lage
C
Gematigde
Slide 18 - Quiz
In IJsland hebben ze te maken met een ... plaatgrens
A
Convergente
B
Divergente
C
Transforme
D
Transversale
Slide 19 - Quiz
Hoe komt het dat IJsland vulkanen heeft?
A
Omdat IJsland op een breuklijn ligt.
B
Omdat er zoveel geisers zijn.
C
Omdat IJsland een eiland is.
D
Omdat IJsland zoveel bergen heeft.
Slide 20 - Quiz
Hoe is het eiland IJsland ontstaan?
A
De 2 aardplaten bewegen hier naar elkaar toe, waardoor er bergen ontstaan.
B
De 2 aardplaten bewegen hier naar elkaar toe, waardoor magma omhoog komt. De magma wordt dan hard en zo is IJsland ontstaan.
C
De 2 aardplaten bewegen hier uit elkaar, waardoor de magma omhoog kan komen. Er ontstaat hier dan een ''rug'' die uiteindelijk boven het water is uitgekomen
D
De 2 aardplaten bewegen hier uit elkaar, waardoor de aardplaten gaan plooien. Hierdoor ontstaat dus een plooiingsgebergte.
Slide 21 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken over IJsland is/zijn juist? 1 IJsland ligt op een midoceanische rug. 2 Voor de kust van IJsland ligt een trog.
A
Beide uitspraken zijn juist
B
Alleen uitspraak 1 is juist
C
Alleen uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 22 - Quiz
In de toekomst wordt IJsland steeds iets .............