1v2 - vr180222

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Interroger
• Corriger
• Grammaire 
• Au travail 
• Les devoirs

But:  in het Frans het bez. vnw. (her)kennen en de verschillen weten met het Nederlands

Interroger

1. maintenant
2. vrai
3. je peux
4. préféré(e)
5. tout le monde
6. het museum
7. nog (steeds) 
8. iedereen 
9. zoals 
10. vreselijk

être 

Schrijf het héle rijtje van être op  + vertaling

Corriger écrire

Ecrire

- vertel hoe hij/zij heet  il s'appelle/elle s'appelle 

- vertel hoe oud hij/zij is elle a douze ans

- vertel of hij/zij van tekenen houdt il aime le dessin

- vertel wat zijn/haar lievelingsvak is sa matière préférée, c'est ... 

- vertel wie zijn docent wiskunde is en of hij/zij streng is. 

c'est madame van Heukelum. Elle est sympa. 

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

Dat is mijn neef. 

Zij zag haar buren lopen. 

• Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. (mijn, jouw, hun)

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

C'est mon père

C'est ma mère

Ce sont mes parents

• In het Nederlands kijk je alleen naar van wie iets is
• In het Frans kijk je ook naar het geslacht van het woord erachter (mnl, vrl, mv)

Enkelvoudsvormen

	mijn	jouw	zijn/haar
mannelijk	mon	ton	son
vrouwelijk	ma	ta	sa
meervoud	mes	tes	ses

Enkelvoudsvormen

Attention!

• C'est ma amie       c'est ma amie       c'est mon amie
• Bij stomme h/klinker en vrouwelijk woord, altijd de mannelijke vorm

Enkelvoudsvormen

Attention!

• C'est son copain        het is zijn vriend

                                        het is haar vriend

Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen.

Goed kijken naar de rest van de zin!

Meervoudsvormen

	ons/onze	uw/jullie	hun
enkelvoud	notre	votre	leur
meervoud	nos	vos	leurs

Even oefenen ... 

1. .... frère habite au Maroc (mijn)
2. .... parents n'aiment pas la pizza (zijn) 
3. .... maison est très grande (hun, vrl) 
4. .... famille est sympa (onze) 
5. .... train est en retard (jouw) 

Au travail

Exercice 30acde

Exercice 31ac

Fini? Ex. 32

Corriger ex. 30

1. jouw
2. mijn
3. uw/jullie
4. zijn/haar
5. onze
6. jouw

Corriger ex. 30

1. son
2. ton/ta --> ton
3. Ses
4. notre
5. tes
6. leurs
7. Mon
8. ses

Corriger ex. 31

1. notre
2. mes
3. LEur
4. ses
5. tes
6. mon 

Corriger ex. 31

1. ses devoirs
2. ma trousse
3. votre prof de gym
4. son carnet de notes
5. leurs sandwichs
6. ta matière préférée

Vooruitblik

Herhalen bez. vnw. 

La semaine prochaine

Het bez. vnw. kennen en gebruiken

Les devoirs

Mercredi 23 février

Apprendre: blokje A, B, E en F+ aant. bez. vnw. 

Faire: ex. 30acde, 31ab, 32