KERN les 82 meervoudsvormen H2

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Moeilijke woorden

1 leerling aan het bord

Slide 2 - Diapositive

Meervoudsvormen

Slide 3 - Diapositive




LESDOEL:
Je leert meervoudsvormen correct schrijven. 

Slide 4 - Diapositive

Maak opdracht 1 en 2
blz. 108

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive


Slide 7 - Diapositive

Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren

Slide 8 - Quiz

Meervoud op -en

• Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:  
boer → boeren, dans → dansen, lot → loten. 

• Soms moet je de laatste letter verdubbelen:  
klas → klassen, bed → bedden, slof → sloffen.
Let op! Valt de klemtoon, bij woorden op -ik, niet op -ik? → dan geen dubbele klinker. Havik/haviken 






Slide 9 - Diapositive

Meervoud op -en
• Soms moet je een -f veranderen in een -v-:
raaf → raven, brief → brieven, golf → golven.

• Soms moet je een a, e, o of u weghalen:
schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.


Slide 10 - Diapositive

Meervoud op -en
• Soms moet je een a, e, o of u weghalen:
schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.

• Soms moet je een -f veranderen in een -v-:
raaf → raven, brief → brieven, golf → golven. 



Slide 11 - Diapositive

Meervoud op -en
• Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
huis → huizen, baas → bazen, mees → mezen.

• Afkortingen die eindigen op -s of -x eindigen in het meervoud op -'en
PS - PS'en

Slide 12 - Diapositive

Meervouden
A
lomperiken
B
lomperikken

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud ?
A
aapen
B
aapjes
C
apen
D
appen

Slide 14 - Quiz

Noteer het meervoud van café
A
cafés
B
cafees
C
cafe's
D
café's

Slide 15 - Quiz

Meervoud op -s

Je mag een -s  gewoon aan een woord vastplakken als het eindigt op een medeklinker of als er geen uitspraakproblemen onstaan. 
Voorbeeld:

garage-garages
kusje-kusjes

cadeau- cadeaus

Slide 16 - Diapositive

Verschil -s en 's
Eindigt een woord op een klinker (a, o, u, i, y)?
Dan gebruik je 's ('apostrof'). Anders verandert de uitspraak.

Voorbeeld:
kassa - kassa's                 paraplu - paraplu's
taxi - taxi's                          auto - auto's

Slide 17 - Diapositive

Afkortingen
Bij afkortingen die niet op -s of -x eindigen- in het meervoud → -'s
tv's    WK's

Slide 18 - Diapositive

Welk woord is correct geschreven?
A
kolonieën
B
koloniën

Slide 19 - Quiz

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 20 - Quiz

Meervouden op -ee
Woorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud altijd -ën erbij.

Twee > tweeën
Zee > zeeën

Slide 21 - Diapositive

Meervoud op ën en eën

Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan gebruik je eën (trema).


Voorbeeld:

melodie - melodieën

fantasie - fantasieën

Slide 22 - Diapositive

Verschil ën en eën

Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.


Voorbeeld:

bacterie - bacteriën
porie - poriën 

Slide 23 - Diapositive

Welke woorden krijgen in het meervoud -ën erbij?
A
Zee
B
Epidemie
C
Bacterie
D
Melodie

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van snelheid?
A
Snelheiden
B
Snelheden
C
Snelhedden
D
Snelheids

Slide 25 - Quiz

Meervoud met klinkerverandering

stad - steden
schip - schepen
snelheid - snelheden

Slide 26 - Diapositive

Meervoud op -eren
Ei- eieren
kind - kinderen

Slide 27 - Diapositive

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 28 - Quiz

Vreemde meervouden
Oorspronkelijke Latijnse woorden hebben soms twee meervoudsvormen:

Museum > museums , musea
Datum > datums, data
Medium > mediums, media 

Slide 29 - Diapositive

Even oefenen

Slide 30 - Diapositive

Noteer het meervoud van lolly
A
lollys
B
lolly's

Slide 31 - Quiz

Noteer het meervoud van cowboy
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 32 - Quiz

Meervoud op -s
Meervoud op -en
Meervoud op -s én -en
Meervoud op -'s 
Niveau
Melodie

Slide 33 - Question de remorquage

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 34 - Quiz

Meervoud
A
caloriën
B
calorieën

Slide 35 - Quiz

Noteer het meervoud van cadeau
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 36 - Quiz

Blz. 168-169 opdracht 3 t/m 11

Slide 37 - Diapositive




LESDOEL:
Je leert meervoudsvormen correct schrijven. 

Slide 38 - Diapositive

Ik heb de lesstof begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage