VG3A ma 15/05 uitleg gr H: venir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Bestudeer:

Grammaire H

Het werkwoord "venir"

Présent & passé composé

Uitleg

Maak groepjes van 3/4

Elke groep krijgt 2 blaadjes (1x présent, 1x passé composé)

+ losse vervoegingen

De groep die als eerste zowel de présent als de passé composé goed heeft neergelegd, wint

Grammaire H: het werkwoord venir

• Betekent "komen" -->
  
• Komen jullie met de bus?
• Komt zij uit Italie?

• Onregelmatig werkwoord
• Dus: uit je hoofd leren
  

Grammaire H: het werkwoord venir

Présent:

je viens

tu viens

il / elle / on vient

nous venons

vous venez

ils / elles viennent

Grammaire H: het werkwoord venir

Passé composé:

• Onderwerp + vorm van être + venu

• Er kan een extra e/s achter het voltooid deelwoord komen:

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	venu Il est venu en bus.	venue Elle est venue à la fête.
meervoud	venus Nous (Marc et Eric) sommes venus de France.	venues Elles (Marie et Claire) sont venues en métro.

VG3A le 15 mai 2023

WEEKTAAK:

- Bron H: 29abcd, 30abcd

- Leren: vocabulaire F (ABE herhalen)

- Leren: grammaire H

Quiz

WAAR GAAN DEZE BEZOEKERS NAAR TOE?

1. EEN MUSEUM
2. EEN RESTAURANT

Comment s'appelait les visiteurs d'un restaurant autrefois?

1. des visiteurs
2. des gens
3. des clients
4. des personnes

Als de mensen niet meteen aan de beurt waren, wat kregen ze dan vaak aangeboden tijdens het wachten?

1. een plaatsje op een barkruk
2. een staan of zitplaats bij de bar
3. een krantje en een bal
4. een barkruk en een bakje pinda's

Welke reden geeft de gids dat bezoekers vroeger hun handen in het bakje stopten?

1. Klanten waren dol op pinda's
2. Klanten vonden dat niet vies
3. klanten vonden dat gezellig
4. klanten waren bijna voor niets bang

Wat vraagt het jongetje al fluisterend?

1. Wat zijn dat; pinda's?
2. Wat is dat : een kus?
3. wat is dat : een barkruk?
4. wat is dat , een bol?

Wat is de lievelingsplek van de gids?

1. de keuken
2. de stoelen
3. de bar
4. de tafel

Waar bestonden dit soort bedrijven vroeger mogelijk ook?

1. in Engeland
2. in steden
3. in de VS

Wat is de vraag die vaak gesteld wordt?

1. Et toi, qu' est-ce que tu prends?
2. Et toi, qu' est-ce que tu bois?
3. Et toi, qu' est-ce que tu vends?
4. Et toi, qu' est-ce que tu rends?

Met hoeveel mensen zaten ze soms aan dezelfde tafel?

1. 2
2. 20
3. 12
4. 22

Qu'est -ce que c'est : L'addition ?

1. de rekening
2. een briefje
3. de fooi
4. het kleding van de ober

Waarom vraagt het jongetje wat "un cinéma"is?

Wat hopen de makers van dit filmpje?

1. dat we nooit meer naar dit museum hoeven
2. dat mensen snel hun mondmaskers op zetten en naar huis gaan
3. dat mensen moed houden en de restaurants snel weer open gaan
4. dat de mensen snel naar de bioscoop gaan