Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7
Nederland handelsland
Oefenbegrippentoets
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7
Nederland handelsland
Oefenbegrippentoets

Slide 1 - Diapositive

Zo verdient Nederland geld aan wederuitvoer.
A
Producten uit China worden verkocht in Nederland.
B
Wij verkopen zelf gemaakte producten aan het buitenland.
C
Ingevoerde telefoons uit China worden doorverkocht aan Duitsland.

Slide 2 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
1% van het Nederlandse bbp wordt verdiend met wederuitvoer.
B
Nederland exporteert alleen goederen die in het buitenland zijn gemaakt.
C
NL verdient meer geld aan wederuitvoer dan aan export van Nederlandse producten.
D
Onze ligging aan de Noordzee maakt ons zeer geschikt voor wederuitvoer.

Slide 3 - Quiz

Nederland heeft in vergelijking met andere landen een open economie omdat,
A
wij alle benodigde producten zelf kunnen maken.
B
het voor Nederland lastig is te handelen met het buitenland.
C
wij veel producten niet zelf kunnen maken.

Slide 4 - Quiz

Heb je het wel goed onthouden?

Exportquote


Importquote




Van vreemd valuta naar € 
.



Van € naar vreemde valuta
.

Open economie


Gesloten economie

Exportwaarde:nationaal inkomenx100%
Importwaarde:nationaal inkomenx100%
:koers
x koers
In verhouding tot het nationaal inkomen is er veel in- en uitvoer
In verhouding tot het nationaal inkomen is er weinig in- en uitvoer

Slide 5 - Question de remorquage

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie (er zijn 2 antwoorden goed)?
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 6 - Quiz

Er zijn verschillende redenen waarom we goederen importeren. Hieronder staan een aantal goederen en een aantal redenen waarom we goederen importeren. Welke combinatie is juist?
A
Buitenlandse producten zijn van betere kwaliteit of goedkoper > goud.
B
Bepaalde grondstoffen hebben we in Nederland niet > kleding.
C
Ons klimaat is niet geschikt om bepaalde producten te verbouwen > meloenen.

Slide 7 - Quiz

'Duitse tolheffing is een barrière en dat is nooit goed'
Gisteravond meldden Duitse media dat de EU en Duitsland het zo goed als eens zijn over de tolheffing voor personenauto's. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu is negatief over het Duitse plan. Ze vindt het in strijd met Europese regels voor vrij verkeer van.................... 'Dit werpt een barrière op.'
A
Diensten
B
Goederen
C
Personen
D
Kapitaal

Slide 8 - Quiz

Betalingbalans
Nationaal inkomen
Open economie
Wederuitvoer
4. Een land dat een groot deel van het nationaal inkomen verdient met export en een groot deel ervan besteedt aan import
3. Een overzicht van alle ontvangsten uit het buitenland en alle betalingen aan het buitenland
2. Alle inkomens van de inwoners van een land bij elkaar opgeteld
1. Goederen worden na invoer onbewerkt doorverkocht aan het buitenland

Slide 9 - Question de remorquage

Nederland importeert fors meer tweedehands auto's.
Nederland ontdekt massaal de tweedehands auto uit het buitenland, met name Duitsland. Vorig jaar werden 150.000 tweedehands auto's geïmporteerd, een stijging van 30 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van branchevereniging Bovag.
Het gaat hier over:
A
Vrijheid van diensten
B
Vrijheid van goederen
C
Vrijheid van kapitaal
D
Vrijheid van personen

Slide 10 - Quiz

Wat is harmonisatie?
A
Een extra lange bus.
B
Wetten worden door verschillende landen op elkaar afgestemd.
C
Wetten worden per land bepaald.
D
Een muziekgroep

Slide 11 - Quiz

De volgende zinnen gaan over de EMU. Welke is juist?
A
Alle lidstaten van de EU behoren tot de EMU.
B
Binnen de EMU kun je met één valuta (euro) betalen.
C
De Europese Centrale Bank is de bank voor alle landen binnen de EU.
D
De Europese Centrale Bank moet zorgen voor een lage rente.

Slide 12 - Quiz

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product.

Oekraïne heeft een bbp van $200,1 miljard. Hun staatsschuld is $125 miljard. Mag Oekraïne toetreden tot de eurozone?
A
Ja, ze zitten onder de 60%
B
Nee, ze zitten boven de 60%

Slide 13 - Quiz

Twee andere woorden voor het begrip protectiemaatregel zijn:
A
handelsbarrière en importheffing
B
importquota en handelsbelemmering
C
handelsbarrière en contingentering
D
handelsbarrière en handelsbelemmering

Slide 14 - Quiz

Binnen de Europese Unie is er een interne markt. Er is daardoor vrij verkeer van                      en                               , van                      , en van                      . 

De EU heeft de Europese                       Unie (EMU) opgericht met als doel een gezamenlijke munteenheid, de Euro, te gebruiken. 
Goederen
Diensten
Personen
Kapitaal
Monetaire

Slide 15 - Question de remorquage

Hieronder staan een aantal protectiemaatregelen en de bijbehorende beschrijvingen. Welke combinatie is juist?
A
Bepaalde goederen mogen niet ingevoerd worden > exportsubsidie.
B
Belasting op ingevoerde producten > importheffing.
C
Subsidie om goederen goedkoper in het buitenland te verkopen > quota.
D
Er mag een bepaald aantal producten ingevoerd worden > importverbod.

Slide 16 - Quiz

De EU verstrekt geen exportsubsidies meer. De volgende zinnen beschrijven een gevolg van deze exportsubsidies:
1 Afrikaanse boeren kunnen hun producten niet meer kwijt.
2 Een deel van de overtollige productie komt terecht in Afrika.
3 Europese boeren produceren teveel.
4 Europese landbouwproducten komen voor dumpprijzen op de Afrikaanse markt.
A
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 1 → 3 → 2 → 4 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
B
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 4 → 1 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
C
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 2 → 4 → 1 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
D
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 4 → 1 → 3 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.

Slide 17 - Quiz

De WTO is een organisatie die probeert om vrijhandel in de wereld te stimuleren.
Met welke van de onderstaande maatregelen kan de WTO de vrijhandel in de wereld bevorderen?
A
contingenteringen instellen
B
importheffingen instellen
C
invoerrechten afschaffen
D
protectionisme bevorderen

Slide 18 - Quiz

Gezamelijke markt voor handel binnen de 27 landen van de EU.
Regels maken of dingen dat bij elkaar past, zodat het gelijk wordt getrokken.
Spullen makkelijk kunnen importeren en exporteren binnen Europa zonder kosten.
Wat is vrije handel
Wat is Harmonisatie
Wat is Interne markt

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is géén voorbeeld van globalisering.
A
Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
B
Ons rundvlees komt uit Argentinië.
C
Sommige mensen willen de euro afschaffen.
D
Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Slide 20 - Quiz

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 21 - Quiz

Geef de juiste beschrijving van het begrip internationale arbeidsverdeling.
A
Landen gaan zich specialiseren in het maken van een aantal producten.
B
Landen gaan proberen alle producten zelf te maken.

Slide 22 - Quiz

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 23 - Quiz

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NLheeft een goed onderwijssysteem.
B
NLheeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
  1.  Oefenopgaven maken
  2.  Nakijken!!!!!!! (antwoorden staan op OP)

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive