§ 2.2 Bevolking in beweging

§ 2.2 Bevolking in beweging
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§ 2.2 Bevolking in beweging

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je weet dat bevolking niet alleen verandert door natuurlijke, maar ook door sociale bevolkingsgroei.
  2. Je begrijpt waarom binnenlandse migratiestromen door de tijd heen veranderen.
  3. Je kunt het verschil in bevolkingsopbouw tussen vestigings- en vertrekgebieden beschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Sociale bevolkingsgroei
Naast natuurlijke bevolkingsgroei is er ook sociale bevolkingsgroei.

Wat is het verschil?




Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen sociale bevolkingsgroei en natuurlijke bevolkingsgroei?

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn aantrekkingsfactoren voor een migrant?

Slide 6 - Carte mentale

Wat zijn afstotingsfactoren voor een migrant?

Slide 7 - Carte mentale

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Noem twee conclusies die je aan de hand van de vorige dia kunt stellen.

Slide 11 - Question ouverte

Zoek op internet wat het begrip
URBANISATIE betekent.

Slide 12 - Question ouverte

Zoek op internet wat het begrip
SUBURBANISATIE betekent.

Slide 13 - Question ouverte

Overleg met je buur en kom tot een consensus op het begrip Urbanisatie.

Slide 14 - Carte mentale

Overleg met je buur en kom tot een consensus op het begrip Suburbanisatie.

Slide 15 - Carte mentale

Urbanisatie en suburbanisatie
Tegenwoordig wonen de meeste mensen in een stad of in elk geval dicht bij een stad.
Honderd jaar geleden was dat anders. Toen woonden de meeste mensen op het platteland. Maar daar was steeds minder werk. Daarom trokken steeds meer mensen naar de stad, want daar was wél werk. De trek naar de stad noemen we urbanisatie.

De steden groeiden hard tot de jaren 1960 en 1970. Vanaf die jaren vonden veel mensen het niet meer prettig in de stad. Het was er te druk en te vies. Ze vertrokken daarom naar plaatsen in de nabijheid van de stad waar meer ruimte was. Dit noemen we suburbanisatie. Dicht bij de stad heb je meer rust en ruimte, maar je bent nog wel in de buurt van de voorzieningen van de stad. Bekende plaatsen waar mensen naartoe trokken zijn Almere, Lelystad, Purmerend, Spijkenisse en Zoetermeer

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Wat was de belangrijkste reden om voor de stad te kiezen?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Wat zijn redenen om uit de stad te verhuizen?

Slide 21 - Question ouverte

Wat zijn redenen om wel uit de stad te verhuizen?
  • Rust & ruimte
  • Veiligheid
  •  Voorzieningen van de stad toch dichtbij
  • Mobiliteit nam toe

Slide 22 - Diapositive

Pushfactoren
Pullfactoren
Mogelijkheid om te studeren
Welvaart
Werkgelegenheid
Vruchtbare grond
Religieuze vrijheid
Hongersnood
Droogte
Werkloosheid
Armoede

Oorlog

Slide 23 - Question de remorquage

Sleep de 4 pushfactoren bij de goede redenen.
mensen hebben geen werk of leven in armoede. Ze willen graag werk met een beter inkomen. 
mensen ontvluchten de jarenlange droogte in hun gebied.
echtgenote en kinderen verlaten hun land om weer een gezin te vormen.
mensen vluchten voor oorlog of worden vervolgd en willen naar een veiliger gebied.
sociale
politieke
natuur-
lijke
econo-
mische

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Vidéo

In vertrekgebieden overheersen de pullfactoren
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Een pullfactor kun je ook omschrijven als ...
A
een reden om naar een gebied toe te trekken
B
een reden om weg te blijven uit een gebied
C
een gevolg waardoor mensen naar een gebied toetrekken
D
een gevolg waardoor mensen wegblijven uit een gebied

Slide 27 - Quiz

Wat is geen pullfactor?
A
werk
B
veiligheid
C
vrede
D
hongersnood

Slide 28 - Quiz

Bij migratie spelen push- en pullfactoren een belangrijke rol? Welke factor is een pullfactor?
A
Discriminatie
B
Slecht betaald werk
C
Bij familie in de straat gaan wonen
D
Hongersnood

Slide 29 - Quiz

Wat is geen pushfactor?
A
Gebrek aan werk
B
Een natuurramp
C
Goed betaald werk
D
Oorlog

Slide 30 - Quiz

Wat is wereldwijd de belangrijkste pushfactor waardoor migratiestromen op gang komen?
A
Economische redenen
B
Politieke redenen
C
Natuurlijke redenen
D
Sociale redenen

Slide 31 - Quiz

Een voorbeeld van een pushfactor voor migranten is:
A
Veiligheid in het land waar ze naartoe gaan.
B
Goed betaald werk in het land van herkomst.
C
Goed betaald werk in het land waar ze naartoe gaan.
D
Oorlog in het land van herkomst.

Slide 32 - Quiz

Wat is een pushfactor van Amsterdam?
A
De hoge huizenprijzen
B
De bereikbaarheid
C
De ligging
D
Aanwezigheid theaters

Slide 33 - Quiz

Bij welke opsomming staan alleen pushfactoren?
A
gezondheidszorg, veiligheid, werkgelegenheid
B
droogte, oorlog, slecht betaald werk
C
werkloosheid, oorlog, vervolgstudie
D
slecht betaald werk, veiligheid, onderdrukking

Slide 34 - Quiz

Maak paragraaf 2.2
  1. Loop deze lessonup nog eens na
  2. Maak digitaal de opdrachten van 2.2

Slide 35 - Diapositive