Voorstelling (WAT zie je?)1. Vorm (bij design meestal herkenbaar)
2. Functie
Vormgeving (HOE is het gemaakt?)
3. Materiaal (breekbaar/stevig/geschiedenis)
4. Techniek (makkelijk = grote oplage / moeilijk = kleine oplage)
5. Context (omgeving, bv. museum of huis / gebruik privé of collectief)
6. Visie (welk idee zit erachter?)