Les 11: overtuigende tekst schrijven

Een betoog schrijven
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Een betoog schrijven

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent het begrip
'betoog' denk jij?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is het schrijversdoel van een betoog?
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
informeren

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Een voorbeeld...
Titel: 'Om 9.00 in de schoolbanken?! Dacht het niet!'

Inleiding: 'School begint véél te vroeg' en 'de dagen zijn zó lang!'... Hoe vaak horen we dat onze leerlingen wel niet zeggen? En ze hebben nog gelijk ook! In deze tekst ga ik uitleggen hoe dat zit.

Slide 12 - Diapositive

Een voorbeeld...
Kern, alinea 1 (argument vóór): Het brein van pubers heeft langer opstarttijd nodig om effectief te zijn.

Kern, alinea 2 (argument vóór): Pubers kunnen zich het beste concentreren tussen 11.00-16.00. Waarom beginnen we dan zo vroeg?

Slide 13 - Diapositive

Een voorbeeld...
Kern, alinea 3 (argument tegen): Maar als we later naar school gaan, wanneer moeten pubers dan sporten/muziek maken/chillen?! 

Kern, alinea 4 (weerlegging tegenargument): Als ze van 11.00-16.00 naar school gaan zijn, zijn ze effectiever en kunnen de lessen korter gemaakt worden.

Slide 14 - Diapositive

Een voorbeeld...
Slot (herhaling van de stelling, conclusie en oplossing): De schooldagen beginnen te vroeg en duren te lang voor pubers. Pubers zijn tussen 11.00-16.00 het effectiefst: als wij die tijd op school goed benutten houden ze tijd over én pikken ze meer van de lessen op!

Slide 15 - Diapositive

Alle evenementen moeten hoe dan ook open blijven deze winter, ondanks Corona.
Eens
Oneens

Slide 16 - Sondage

Argumenten voor

Slide 17 - Question ouverte

Argumenten tegen

Slide 18 - Question ouverte

Met welk signaalwoord kun je een tegenargument aangeven?
A
Maar
B
Echter
C
Daarentegen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Maken: les 11 opdr. 1 t/m 8.

Volgende les: aan de slag met het schrijven van een uitgebreid betoog.

Slide 20 - Diapositive