Les 1 - woordenschat

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Les 1

Woordenschat

Doel van de les

Aan het einde van de les kun je:

• woordenschat op 3F niveau begrijpen en toepassen.

Betekenis van woorden

Betekenis via woordvergelijking:

In veel gevallen kun je kijken naar de betekenis van woorden in andere talen. Veel woorden in het Nederlands zijn leenwoorden of afgeleid van buitenlandse woorden.

Als je het buitenlandse woord kent, kan dat het vinden van de betekenis in het Nederlands ook makkelijker maken.

• Commercieel. Je kent misschien het woord commercial, wat reclame betekent. Commercieel betekent dat het gericht is op winst maken.
• Circuleren. Je herkent hier misschien het woord 'cirkel' in. Circuleren betekent: rondgaan.

boycotten betekent:

1. op een bittere en pijnlijke manier spottend
2. doorslaggevend, wezenlijk
3. tegenwerken of ergens niet aan meedoen
4. betrouwbaar

de interactie betekent:

1. iemand die zich door zelfstudie ontwikkeld heeft
2. wat te maken heeft met onze natuurlijke leefomgeving
3. het op elkaar reageren, de wisselwerking
4. (stukken uit) boeken, kranten of andere werken verbieden

de monoloog betekent:

1. iemand boeien, nieuwsgierig maken
2. het gesprek waarbij één persoon praat en de anderen luisteren
3. winstgevend
4. het proces van actie en reactie

intrigeren betekent:

1. iemand boeien, nieuwsgierig maken
2. tot een eenheid maken
3. het gebruik van leestekens
4. in de media iets rechtzetten, verbeteren

symmetrisch betekent:

1. woorden vergelijkend, figuurlijk gebruiken
2. milde, fijnzinnige vorm van spot, met sympathie voor wie of wat je bespot
3. een ontbrekend deel
4. als iets bestaat uit twee delen die het spiegelbeeld van elkaar zijn

Betekenis van woorden

Betekenis via zinsverband (context):

Je kunt de betekenis met behulp van het zinsverband achterhalen. Door de zin in zijn geheel te bekijken, kun je soms de betekenis van een woord ontdekken.

• Je moet het even in de index opzoeken.

                                                                of

• Als je iets niet kunt vinden in dat boek, moet je het even in de index opzoeken.

Bij het eerste voorbeeld is de betekenis van het woord nog niet zo duidelijk, maar bij de tweede zin kun je eruit opmaken dat een index iets is om onderwerpen op te zoeken in een boek.

Ik weet best dat de avonturen van deze stripheld ........... zijn.

1. latent
2. bevooroordeeld
3. fictief
4. complementair

Het Somalische gezin had in de eerste jaren moeite te ............ in de Nederlandse samenleving.

1. integreren
2. trotseren
3. relativeren
4. restitueren

Door de ............ tussen de drie bedrijven ontstond het grootste staalbedrijf ter wereld.

1. strategie
2. chantage
3. anekdote
4. fusie

De Nederlandse film won een Oscar in de ............. ‘Beste buitenlandse film’.

1. monoloog
2. categorie
3. autodidact
4. component

De ................ gaf een vernietigend oordeel over het nieuwe boek van de jonge schrijver.

1. recensent
2. attitude
3. factor
4. interactie

Betekenis van woorden

Ken je het woord echt niet?

Opzoeken in een woordenboek of op het internet mag altijd!

Ook bij examens liggen er woordenboeken klaar.

Werkvorm

Woordenboekenspel.

• De jongste speler begint;
• Hij/zij zoekt een woord op in het woordenboek (mag ook een online woordenboek zijn) en leest het woord hardop voor;
• Iedereen noteert op een blaadje het woord met een zelf bedachte betekenis;
• Ook de spelleider noteert het woord en schrijft daarbij de echte betekenis op;
• Iedereen levert zijn/haar blaadje in bij de spelleider;
• De spelleider leest alle betekenissen één voor één voor;
• Elk groepslid stemt op één van de betekenissen (je mag niet op je eigen betekenis stemmen en de spelleider stemt niet);
• De spelleider telt de stemmen en noteert de punten.

Puntentelling:

• De spelleider krijgt één punt per groepslid die op zijn/haar betekenis stemt;
• De overige spelers krijgen één punt per speler die op zijn/haar betekenis heeft gestemd;
• De overige spelers krijgen één punt als zij op de juiste betekenis hebben gestemd.

Opdrachten deze week

StartTaal:

• 3F | Taalverzorging | woordenschat | betekenissen | opdracht 1 t/m 4
• 3F | Taalverzorging | woordenschat | contexten | opdracht 1 t/m 4