Quiz Eten en drinken

Eten en drinken
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Eten en drinken

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Quiz over eten en drinken
- nieuwe woorden leren over eten en drinken
- eerst grammatica over de woorden eten en drinken

Slide 2 - Diapositive

Schrijf over in een schrift
Het eten - het voedsel

Het eten staat op de tafel.
Vader maakt het eten.
Het kind vindt het eten niet lekker.
Vind jij het eten lekker vandaag?

Slide 3 - Diapositive

eten - werkwoord
Ik eet                                  heb gegeten
Jij eet                                 hebt gegeten
Hij/zij/u eet                     heeft gegeten
Wij/Jullie/Zij eten         hebben gegeten

Slide 4 - Diapositive

drank
de drank - het drinken
de drank staat op de tafel.
Vader koopt de drank.
Het kind vindt de drank niet lekker.
Vind jij die drank lekker ?

Slide 5 - Diapositive

drinken - werkwoord
Ik drink                                  heb gedronken
Jij drinkt                               hebt gedronken
Hij/zij/u drinkt                   heeft gedronken
Wij/Jullie/Zij drinken      hebben gedronken

Slide 6 - Diapositive

Eten

Slide 7 - Carte mentale

Drinken

Slide 8 - Carte mentale

Wat is dit?
A
de appel
B
de banaan
C
de peer
D
de kiwi

Slide 9 - Quiz

Wat is dit?
A
de appel
B
het brood
C
de groente
D
de kiwi

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?
A
de koffie
B
de melk
C
het water
D
de thee

Slide 11 - Quiz

Wat is dit?
A
de appel
B
de banaan
C
de peer
D
de druiven

Slide 12 - Quiz

Wat is dit?
A
de koffie
B
de melk
C
het water
D
de thee

Slide 13 - Quiz

Wat is dit?
A
de groente
B
het fruit
C
het vlees
D
de hagelslag

Slide 14 - Quiz

Wat is dit?
A
het zout
B
de suiker
C
de melk
D
de prei

Slide 15 - Quiz

Wat is dit?
A
de prei
B
het fruit
C
het vlees
D
de komkommer

Slide 16 - Quiz

Wat is dit?
A
de groente
B
de kruiden
C
de suiker
D
de hagelslag

Slide 17 - Quiz

Wat is dit?
A
de melk
B
het water
C
de frisdrank
D
de hagelslag

Slide 18 - Quiz

Wat is dit?
A
de melk
B
de yoghurt
C
de boter
D
de kaas

Slide 19 - Quiz

Wat is dit?
A
de vork
B
het mes
C
de lepel
D
het zout

Slide 20 - Quiz


A
het ontbijt
B
het avondeten
C
de lunch
D
het bord

Slide 21 - Quiz


A
het ontbijt
B
het avondeten
C
de lunch
D
het bord

Slide 22 - Quiz


A
het ontbijt
B
het avondeten
C
de lunch
D
het bord

Slide 23 - Quiz


A
het ontbijt
B
het avondeten
C
de lunch
D
het bord

Slide 24 - Quiz

Wat is dit?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 27 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 32 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Question de remorquage

Slide 35 - Question de remorquage

Slide 36 - Question de remorquage

Slide 37 - Question de remorquage

Slide 38 - Question de remorquage

Slide 39 - Question de remorquage

Slide 40 - Question de remorquage

Slide 41 - Question de remorquage

Slide 42 - Question de remorquage

Slide 43 - Question de remorquage

Slide 44 - Question de remorquage

Slide 45 - Question de remorquage

Wat vond je van de quiz?

Slide 46 - Diapositive

Ik vond de quiz ...
A
Leuk en goed
B
Niet leuk
C
Leuk maar makkelijk
D
Leuk maar moeilijk

Slide 47 - Quiz