Ga lezen in je Nederlands boek of ga verder met de Franse woordzoeker van gisteren.
Aujourd'hui, c'est jeudi
H1A
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 100 min
Éléments de cette leçon
Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.
Ga lezen in je Nederlands boek of ga verder met de Franse woordzoeker van gisteren.
Aujourd'hui, c'est jeudi
H1A
Slide 1 - Diapositive
Le programme:
- Controle leerwerk vocabulaire E
- Huiswerk bespreken
- F, lire
Slide 2 - Diapositive
Les buts (leerdoelen):
- Aan het einde van de les kun je een tijdschriftartikel over winkelen begrijpen
- Aan het einde van de les weet je hoe je het onderwerp van een tekst vindt
Slide 3 - Diapositive
Est-ce que tout le monde est présent?
- Zijn we compleet? Wie missen we?
Slide 4 - Diapositive
Overhoring vocabulaire E
Open je aantekeningenschrift op een lege bladzijde en pak een blauwe en gekleurde pen.
Slide 5 - Diapositive
Vertaal de woorden:
1) Het strand
2) Morgen
3) Zoeken
4) Maar
5) Hoeveel
6) Het kind
7) Het probleem
8) Kijken naar
Slide 6 - Diapositive
Vertaal de woorden:
1) Het strand = la plage
2) Morgen = demain
3) Zoeken = chercher
4) Maar = mais
5) Hoeveel = combien
6) Het kind = l'enfant
7) Het probleem = le problème
8) Kijken naar = regarder
Slide 7 - Diapositive
Hoe ging dit?
Wist je de lidwoorden en accenten?
Slide 8 - Diapositive
Huiswerk bespreken:
Ouvre le livre à la page 77.
Pak een rode of groene pen, zodat je de opdrachten kunt nakijken.
Les devoirs = ex. 20ABC + 21 + 22A + ex. blz. 77
Slide 9 - Diapositive
F, lire
Ouvre le livre à la page 80
Slide 10 - Diapositive
Tekstoriëntatie:
- Kijk naar de titel, inleiding en plaatjes... Waar gaat de tekst over?
- Klassikaal lezen we de tekst, markeer de belangrijkste informatie
Slide 11 - Diapositive
TUYAU à la page 80
Slide 12 - Diapositive
Uitspraak vocabulaire F
Wat? Je hoort de Franse woorden van F. Klassikaal herhaal je dit woord hardop.
Slide 13 - Diapositive
Au travail:
Quoi (wat)? Fais exercice 23 + 24ABCD
Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 (fluisteren)
Prêt (klaar)? Apprendre vocabulaire F (Slim stampen). Oortjes mee? Beluister het audiofragment van F. Je kunt nu ook het eerdere leerwerk herhalen (A+B+C+D+E)