Verdienen & Uitgeven H1

Verdienen & Uitgeven Hoofdstuk 1


Open je boek op blz. 5
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 5 min

Éléments de cette leçon

Verdienen & Uitgeven Hoofdstuk 1


Open je boek op blz. 5

Slide 1 - Diapositive

Doelen hoofdstuk 1
  • De productiewaarde berekenen via de opbrengsten- en kostenkant van het productieproces.
  • Onderscheid maken tussen verschillende inkomenscategorieën.
  • De productiewaarde berekenen m.b.v. gegevens uit de bedrijfskolom.
  • De relatie beschrijven tussen het bruto binnenlands product en de toegevoegde waarde.
  • Uitleggen waarom het nationaal inkomen gelijk is aan het bruto binnenlands product.
  • Het bruto binnenlands product berekenen door de primaire inkomens bij elkaar op te tellen.
  • Het bruto binnenlands product berekenen door de toegevoegde waarden van bedrijven bij elkaar op te tellen.

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van de les kun je..
- De toegevoegde waarde van een bedrijf berekenen
- Alle productiefactoren en hun stroom van inkomen voor de eigenaar benoemen
- De bedrijfskolom aflezen en hiermee berekeningen maken 
- Het BBP berekenen
- Uitleggen wat primaire inkomens zijn 
- Uitleggen op welke manieren wij welvaart meten en welke voor- en nadelen hieraan hangen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

De toegevoegde waarde ontstaat door de inzet van de productiefactoren.

Slide 6 - Diapositive

Toegevoegde waarde = productiewaarde = inkomen

Slide 7 - Diapositive

Bedrijfskolom

Een bedrijfskolom geeft aan welke bedrijven in de productieweg voorkomen.

Wat zijn goederen- en geldstromen?
De goederenstroom loopt van boven naar beneden
De geldstroom loopt van beneden naar boven.

Het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs noem je de toegevoegde waarde.

Slide 8 - Diapositive

Stap 1: Een boer verkoopt een portie tarwe voor €0,20
Stap 2: Een meelfabriek verwerkt een portie tarwe tot meel en verkoop dat voor €0,50
Stap 3: De bakker maakt van het meel een brood en verkoopt die voor €1,90

Toegevoegde waarde Boer

Toegevoegde waarde Fabriek

Toegevoegde waarde Bakker
€0,20
€1,40
€0,30

Slide 9 - Question de remorquage

De bedrijfskolom

Slide 10 - Diapositive

Toegevoegde waarde

Slide 11 - Diapositive

Blz. 6
Opdracht 1.5

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Bruto binnenlands product
= De toegevoegde waarden van alle bedrijven in een land, commercieel en niet-commercieel, bij elkaar opgeteld = de productie van een land = bruto binnenlands product. 

Dit kun je ook meten door alle inkomens bij elkaar op te tellen. 

BBP = binnenlands inkomen = nationaal inkomen

Slide 16 - Diapositive

Verschil primair en overdrachtsinkomen


Primair inkomen = loon, winst, huur, pacht en rente worden verdiend door bij te dragen aan de productie. 

Overdrachtsinkomens ontvang je zonder een bijdrage te leveren aan de productie (uitkeringen).

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een onderneming heeft een toegevoegde waarde van €3.800.000. De ingekochte goederen en diensten bedragen €1.100.000. Aan lonen is €800.00 betaald. De omzet van de onderneming is:
A
€4.100.000
B
€4.600.000
C
€4.900.000
D
€5.700.000

Slide 20 - Quiz

Welke productiefactoren onderscheiden we?
A
arbeid, ondernemerschap en machines
B
arbeid, machines, ondernemerschap en natuur
C
arbeid, kapitaalgoederen, ondernemerschap en natuur
D
arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap

Slide 21 - Quiz

Wat is de vergoeding voor de productiefactor natuur?
A
pacht
B
loon
C
rente
D
winst

Slide 22 - Quiz

Aan welk inkomen is de vergoeding voor de productiefactoren gelijk?
A
Primair inkomen
B
Overdrachtsinkomen
C
Secundair inkomen
D
Besteedbaar inkomen

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
- Maken 1.2 t/m 1.7   
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 24 - Diapositive

Verdienen & Uitgeven Hoofdstuk 1

Les 2

Open je boek op blz. 7

Slide 25 - Diapositive

Terugblik toegevoegde waarde

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Groen bbp
  • Als van het de kosten van milieuvervuiling en het uitputten van de grondstoffenvoorraden worden afgehaald, dan blijft het groen bbp over.
  • Plus de waarde van verbeteringen aan het milieu.

Slide 30 - Diapositive

Examenvraag van vorig jaar

Slide 31 - Diapositive

Antwoord

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag!
- Maken 1.8 t/m 1.17
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 33 - Diapositive

Welke productie tellen we niet tot het BBP maar verhoogt wel de welvaart?
A
Bejaardenverzorging door verplegers
B
Productie van varkensvlees
C
Bijles geven voor €30 per uur
D
Vrijwilligerswerk in een asielzoekerscentrum

Slide 34 - Quiz

In 2021 stijgt het nominaal inkomen van Jael met 4% ten opzichte van 2020. De prijzen stijgen met 2,6. Hoeveel procent stijgt het reële inkomen van Jael?
A
1,36%
B
1,40%
C
6,6%
D
-1,40%

Slide 35 - Quiz

Eind 2021 bedraagt het inkomen van Jael 2300 per maand. In 2022 wordt een inflatie voorspeld van 1,4%. Met hoeveel procent moet het nominaal inkomen van Jael stijgen als zij er reëel 4% op vooruit willen gaan?
A
5,4%
B
2,6%
C
4%
D
1,4%

Slide 36 - Quiz

Het nominale BBP is met 4% gestegen en het reële BBP is met 2% gestegen. De prijzen zijn
A
Gestegen
B
Gedaald
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen

Slide 37 - Quiz

Welvaart is:
A
de mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoeften kan voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 38 - Quiz

Wat is de
toegevoegde
Waarde?
omzet
150.000
inkoop
40.000
Schoonmaak kosten
11.500
Personeelskosten
20.000
A
78.500
B
110.000
C
98.500
D
90.000

Slide 39 - Quiz

Wat is het verschil tussen het bbp en het groen bbp
A
Het groen bbp wordt gebruikt om de welvaart te meten
B
Bij het groen bbp wordt er rekening gehouden met milieuvervuiling
C
Bij het bbp wordt er rekening gehouden met duurzaamheid
D
Het groen bbp wordt wereldwijd gebruikt

Slide 40 - Quiz