Past simple, 1

M2 past simple
Deze les leer jij 
  • wat er bedoeld wordt met de past simple
  •  wanneer je een past simple gebruikt
  •  hoe je een gewone zin in de past simple maakt met een regelmatig werkwoord. 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

M2 past simple
Deze les leer jij 
  • wat er bedoeld wordt met de past simple
  •  wanneer je een past simple gebruikt
  •  hoe je een gewone zin in de past simple maakt met een regelmatig werkwoord. 

Slide 1 - Diapositive



De past simple is een Engelse werkwoordstijd die wordt gebruikt om te spreken over gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. In het Nederlands staat de past simple bekend als de verleden tijd.

Slide 2 - Diapositive

Grammar - aantekening
Past simple = verleden tijd
Gebruik je om een gebeurtenis in de verleden tijd te beschrijven. 

voorbeeld: 
We visited Paris in 2021.
They finished their homework at 9pm.

Slide 3 - Diapositive

Grammar - aantekening
Je herkent een past simple zin aan woorden/zinsdelen zoals:
  • yesterday
  • last week
  • a year ago
  •  in the past
  •  in 1900 / 1997 / 2022
  •  when I was younger
  • enz

Slide 4 - Diapositive

Kun jij het vertalen?
Ik liep naar huis.

Slide 5 - Carte mentale

regelmatige en onregelmatige werkwoorden
In het Nederlands heb je  
  • zwakke (regelmatige) werkwoorden 
  • sterke (onregelmatige) werkwoorden. 

zwakke ww: werken - werkte - gewerkt / reizen - reisde - gereisd
Sterke ww: lezen - las - gelezen / lopen - liep - gelopen

Slide 6 - Diapositive

regelmatige en onregelmatige werkwoorden
In het Engels is dat ook zo.

Regelmatige werkwoorden: walk - talk - travel - enz 
onregelmatige werkwoorden: have - read - think - enz

De onregelmatige mag je nog even vergeten! :)

Slide 7 - Diapositive

Hoe maak je een gewone zin in de verleden tijd?
  • plak -ed achter het (regelmatige) werkwoord
-> walk - walked
-> laugh - laughed
-> play - played

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen:
  • ww eindigt op e -> alleen d erachter (love - loved, bake - baked)
  • ww eindigt op medeklinker + y -> ied (carry - carried, marry - married)
  • kort werkwoord met één klinker + medeklinker als laatste letter -> verdubbeling laatste letter (stop - stopped, swap - swapped)
         behalve by w/x/y

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Welke 'tijd' wordt bedoelt met de past simple?

Slide 11 - Question ouverte

Welk woord hoort niet bij de past simple?
A
yesterday
B
in 1900
C
now
D
last week

Slide 12 - Quiz

Welke regel hoort bij de past simple?
A
je gebruikt het hele werkwoord.
B
je gebruikt het werkwoord + t
C
je gebruikt het werkwoord + s
D
je gebruikt het werkwoord + ed

Slide 13 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het werkwoord 'want' in de past simple?
A
want
B
wanted
C
wants
D
wantd

Slide 14 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het werkwoord 'enjoy' in de past simple?
A
enjoys
B
enjoid
C
enjoyed
D
enjoyd

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het werkwoord 'cry' in de past simple?
A
crys
B
cryed
C
cryed
D
cried

Slide 16 - Quiz

Opdracht (online)
Je gaat een online opdracht maken. 
Volg de link in de volgende slide.
Lees de opdracht en kijk naar het voorbeeld (show example)
Klaar? Check je antwoorden. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Lien