De woorden, de getallen en de kloktijden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1,2

Kapitel 4. 

Essen 

und

Trinken

(woordjes)

Zahlen (getallen)

Uhrzeiten

(kloktijden)

Wat betekent "essen"?

Combineer

Maak in de onderstaande opdrachten steeds de juiste combinaties door te slepen! 

Salat

einkaufen

aufmachen

Haus

Unser ……….. hat fünf Zimmer. 

Gwen geht im Supermarkt ……….

Kannst du bitte das Fenster …..…?

Am Abend esse ich einen ………..

essen

Apfel

brauchen

bezahlen

Am Freitag …… wir Lasagne. 

Wir ............. die Einkäufe. 

In der Schale liegen eine Orange und ein ..........

Die Menschen sind arm. Sie ……Geld.

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken

das Gemüse

die Banane

das Brötchen

das Frühstück

die Erdbeere

der Kaffee

Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode vakken

die Kartoffel

die Kirsche

das Obst

die Wurst

der Saft

der Tee

Dezember

Februar

Mai

März

december

maart

februari

mei

Vertaal:
Nein, ich habe leider keine Zeit.

1. nee ik heb helaas geen tijd
2. nee ik heb leider geen tijd
3. nee ik heb graag geen tijd
4. nee ik heb nu geen tijd

Vertaal:
Wir treffen uns um zehn Uhr.

1. We zien elkaar om 6 uur
2. We zien elkaar om 7 uur
3. We zien elkaar om 9 uur
4. We zien elkaar om 10 uur

Vertaal:
Guten Appetit!

1. goed eten, daar houden wij van
2. smakelijk eten!
3. Goed gedaan
4. Goed aperitief

Vertaal:
Ich habe Lust auf Schokoladeneis.

1. Ik heb zin in chocolade-ijs
2. Ik heb zin in chocolade
3. Ik heb zin in een warme chocomel
4. Ik lust wel chocolademoes

Vertaal
arbeiten =

1. aardbei
2. werken

Vertaal
Schuh =

1. school
2. scholier
3. schoen
4. schooien

Vertaal
Schulsachen =

1. school
2. scholier
3. schoenenzaak
4. schoolspullen

vertaal
teuer =

1. duur
2. goedkoop
3. extreem
4. weinig

vertaal
Eltern =

1. kinderen
2. ouders

vertaal
Klamotten =

1. kleding
2. kapotte
3. zakgeld
4. ouders

Die Zahlen

Getallen overzicht met daarna een quiz

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"2"

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"5 "

Schrijf het volgende getal
voluit in het Duits:
"10"

zwölf
Vertaal naar een cijfer. bijvoorbeeld: 1

fünfzehn
Vertaal naar een cijfer

einundzwanzig
Vertaal naar een cijfer

vierundsechzig
Vertaal naar een cijfer

die Uhrzeiten

uur =

half =

over =

voor =

kwart =

kwart voor =

kwart over =

Voorbeeld:

Vraag: Wie spät ist es? (Hoe laat is het?)

Es ist....(Het is).....

Antwoord: Es ist...

 sieben uhr

Schrijf steeds zoals hierboven in het rood

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
half vijf: Es ist...

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
kwart over negen: Es ist...

Hoe laat is het?

1. Es ist fünf nach zwei.
2. Es ist fünf Uhr.
3. Es ist Viertel vor zwei.

Hoe laat is het?

1. Es ist zehn Uhr.
2. Es ist halb sechs.
3. Es ist Viertel vor sieben.

Hoe laat is het?

1. Es ist neun Uhr .
2. Es ist fünf vor halb zehn.
3. Es ist halb eins.

Hoe laat is het?

1. Es ist sieben Uhr.
2. Es ist halb sechs.
3. Es ist Viertel nach zehn.

Hoe laat is het?

1. Es ist neun Uhr.
2. Es ist halb fünf .
3. Es ist Viertel vor neun.

Hoe laat is het?

1. Es ist Viertel vor vier.
2. Es ist Viertel nach vier.
3. Es ist halb zehn.

Hoe laat is het?

1. Es ist drei Uhr.
2. Es ist zehn Uhr.
3. Es ist Viertel nach zwölf .

Hoe laat is het?

1. Es ist elf Uhr.
2. Es ist Viertel nach zwei
3. Es ist Viertel vor sechs.

Hoe laat is het?

1. Es ist neun Uhr fünfunddreißig.
2. Es ist fünf vor halb zehn.
3. Es ist fünf nach halb zehn.

Hoe laat is het?

1. Es ist fünf nach zwei.
2. Es ist fünf vor zwei.
3. Es ist ein Uhr fünfundfünzig.

Fertig!