Les 5: Hoe kun je (be)sparen?

Sparen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

Éléments de cette leçon

Sparen

Slide 1 - Diapositive

Waar spaar jij voor?

Slide 2 - Question ouverte

Spaarmotieven
- sparen voor een doel
- sparen uit voorzorg
- sparen voor de rente

Slide 3 - Diapositive

Sparen uit voorzorg
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.

Je reserveert vooral voor incidentele uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).

Slide 4 - Diapositive

Sparen voor rente
Als je aan het sparen bent kun je geld weg zetten op een spaarrekening. Over het bedrag krijg je dan rente.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Hoeveel rente krijg je?
Dat is afhankelijk van de grootte van het bedrag, en van de tijd dat je het op de bank laat staan.

Slide 7 - Diapositive

Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
Sparen voor de rente
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor een doel
D
Sparen voor een ander

Slide 8 - Quiz

Welk spaarmotief heb je als je geld aan de kant legt voor als de wasmachine kapot gaat?
A
Sparen voor rente
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor een doel
D
Sparen voor een ander

Slide 9 - Quiz

Welk spaarmotief hebben ouders als ze geld aan de kant leggen voor het rijbewijs voor hun zoon?
A
Sparen voor rente
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor een doel
D
Sparen voor een ander

Slide 10 - Quiz

Welk spaarmotief heb je als je spaart om over 3 jaar een wereldreis te maken?
A
Sparen voor rente
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor een doel
D
Sparen voor een ander

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

sparen
  • sparen is het bewaren van een deel van je inkomen
  • rente over spaargeld is een vergoeding van de bank voor jouw spaargeld 

Slide 13 - Diapositive

 Wat levert sparen op?

Slide 14 - Diapositive

Lenen? Kost geld! Pas op!

Lenen is duurder dan betalen.

Hoge rentepercentage eld terugbetalen noemen we aflossen.

Maandelijkse aflossingen zijn termijnen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Vidéo

Stel je hebt weinig geld of je wilt wat geld besparen. Waar bezuinig je dan op?
A
Basis behoeften.
B
Luxe behoeften.

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je geld besparen?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Stroom besparen
  • Door het licht uit te doen als je je kamer uit gaat.
  • Door meer kleren aan te doen als je het koud hebt, in plaats van de verwarming aan te zetten.
  • Door minder televisie te kijken. 
  • Door ...

Slide 21 - Diapositive

Hoe kun je energie besparen?
A
buitendeur openlaten
B
meer tv kijken
C
licht uit als je weggaat
D
computer aan laten staan

Slide 22 - Quiz

Wat betekent ''bezuinigen''?
A
heel veel geld uitgeven
B
bezig zijn met geld uitgeven
C
geld besparen door minder uit te geven
D
niet zo zuinig zijn

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Vidéo

Evalueren

  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. En, wat niet? Wat had je deze les graag willen leren?

Slide 26 - Diapositive