Woordenschat de lente NT2
1 / 15
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Kies het juiste woord:
het schaap / het lammetje
het paard / het veulentje
de koe / het kalfje
het konijn
de kip / het kuikentje
de vogel
de vlinder
Slide 4 - Question de remorquage
Schrijf het meervoud op.
de kip
de kip
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Kies het juiste woord:
A
de narcis
B
de hyacint
C
de tulp
D
de krokus
Slide 7 - Quiz
Kies het juiste woord:
A
de narcis
B
de hyacint
C
de tulp
D
de krokus
Slide 8 - Quiz
Kies het juiste woord:
A
de narcis
B
de hyacint
C
de tulp
D
de krokus
Slide 9 - Quiz
Welk woord is goed?
A
de bloesom
B
de bloesen
C
de blosem
D
de bloesem
Slide 10 - Quiz
Schrijf het meervoud op.
de hyacint
de hyacint
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Kies het juiste woord:
de zonnestralen
de zomertijd
bloeien
groeien
de wei / het weiland
het nest
Slide 13 - Question de remorquage
Vul in 'de' of 'het'.
.... natuur
.... natuur
A
de natuur
B
het natuur
