Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Examentraining vmbo-tl
Signaalwoorden en hun functie
Slide 1 - Diapositive
"Standaard" Duitse examenvragen
Slide 2 - Diapositive
Was macht der Verfasser deutlich?
A
Wat maakt de schrijver duidelijk?
B
Wat maakt de conclusie duidelijk?
Slide 3 - Quiz
Welche Überschrift passt zum 4. Absatz?
A
Bij welke paragraaf hoort de 4e alinea?
B
Welke titel hoort bij de 4e alinea?
Slide 4 - Quiz
Was kann man schließen aus ...?
A
Wat kan men concluderen uit ... ?
B
Wat wordt afgesloten met ... ?
Slide 5 - Quiz
Durch welches Wort kann man ... ersetzen?
A
Naar welk woord kan men .. verzetten?
B
Door welk woord kan men ... vervangen?
Slide 6 - Quiz
Examentraining
Woordenboekgebruik
Slide 7 - Diapositive
Woordenboek oefeningen
Let op:
- klinkers met umlaut staan op dezelfde plek als klinkers zonder
- de ß staat bij de ss
- Samengestelde woorden? Zoek de losse delen op
- werkwoorden? zoek het hele werkwoord op of kijk of het achterin in de lijst met zwakke werkwoorden staat
Slide 8 - Diapositive
Zoek op: Küchentätigkeiten
Slide 9 - Question ouverte
Zoek op: Nährstoffzufuhr
Slide 10 - Question ouverte
Examentraining vmbo-tl
Signaalwoorden zijn belangrijke - zo niet de belangrijkste woorden - in teksten. Ze geven de structuur van een tekst weer. Vaak staat bij cito-examens het antwoord achter (of in de buurt van) een signaalwoord.
Let op! Ook dubbele punten (:) zijn 'signaalwoorden' (daar staat ook vaak een antwoord).
Slide 11 - Diapositive
Examentraining vmbo-tl
Er volgt nu een aantal vragen naar de betekenis van de signaalwoorden, die je deze periode hebt geleerd.
Hoeveel weet je er nog?
Slide 12 - Diapositive
Wat betekent?
außerdem
A
daarentegen
B
bovendien
C
vandaar
D
namelijk
Slide 13 - Quiz
Wat betekent?
nicht nur...sondern auch
A
niet...maar
B
per slot van rekening
C
als gevolg daarvan
D
niet alleen... maar ook
Slide 14 - Quiz
Wat betekent?
schließlich
A
tenslotte
B
hoewel
C
sluiten
D
inderdaad
Slide 15 - Quiz
Wat betekent?
zusätzlich
A
inderdaad
B
daar komt bij, daarnaast
C
dus, daarom
D
bijvoorbeeld
Slide 16 - Quiz
Wat betekent?
obwohl
A
hoewel
B
namelijk
C
vooral
D
vandaar
Slide 17 - Quiz
Wat betekent?
denn
A
desondanks
B
want
C
dus
D
ook
Slide 18 - Quiz
Wat betekent?
allerdings
A
al helemaal
B
bijvoorbeeld
C
echter
D
pas echt
Slide 19 - Quiz
Wat betekent?
jedenfalls
A
in elk geval
B
noch ... noch
C
zelfs
D
bijvoorbeeld
Slide 20 - Quiz
Wat betekent?
in Bezug auf
A
derhalve, daarom
B
met betrekking tot
C
bijvoorbeeld
D
vooral omdat
Slide 21 - Quiz
Wat betekent?
trotzdem
A
terwijl
B
eigenlijk
C
maar
D
desondanks
Slide 22 - Quiz
Wat betekent?
je größer, desto besser
A
niet groter, alleen beter
B
noch groter, noch beter
C
hoe groter, hoe beter
D
zowel groter, als beter
Slide 23 - Quiz
Wat betekent:
zum Beispiel
Slide 24 - Question ouverte
Wat betekent:
übrigens
Slide 25 - Question ouverte
Wat betekent:
deswegen
Slide 26 - Question ouverte
Wat betekent:
etwa
Slide 27 - Question ouverte
Wat betekent:
so... dass
Slide 28 - Question ouverte
Wat betekent:
eigentlich
Slide 29 - Question ouverte
Wat betekent:
indem
Slide 30 - Question ouverte
Wat betekent:
während
Slide 31 - Question ouverte
Examentraining vmbo-tl
Opdracht
Er volgt nu een aantal vragen naar de functie van de signaalwoorden.
Slide 32 - Diapositive
Welke functie heeft dit signaalwoord?
erstens / zweitens / drittens
A
opsomming
B
tegenstelling
C
gevolg/conclusie
D
versterking
Slide 33 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
folglich (als gevolg daarvan)
A
tegenstelling
B
uitbreiding
C
vergelijking
D
reden / oorzaak
Slide 34 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
stattdessen (in plaats daarvan)
A
tegenstelling
B
opsomming
C
gevolg / conclusie
D
voorbeeld
Slide 35 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
nämlich (namelijk)
A
uitbreiding/ opsomming
B
reden/ oorzaak
C
gevolg/ conclusie
D
beperking
Slide 36 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
zusätzlich (daar komt bij, daarnaast)
A
voorbeeld geven
B
vergelijken
C
extra informatie
D
opsomming/ uitbreiding
Slide 37 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
demnach (dus, daarom)
A
gevolg/ conclusie
B
extra informatie
C
tegenstelling
D
voorbeeld geven
Slide 38 - Quiz
Welke functie heeft dit signaalwoord?
dagegen, hingegen (daarentegen)
A
uitbreiding/ opsomming
B
voorbeeld geven
C
gevolg/ conclusie
D
tegenstelling
Slide 39 - Quiz
Examentraining vmbo-tl
Opdracht
Geef in de volgende zinnen aan wat het signaalwoord is, welke betekenis het woord heeft én welke functie het signaalwoord heeft. Doe dit als volgt:
Das Büro ist jeden Tag geöffnet, außer sonntags.
Antw: außer = behalve = tegenstelling
Slide 40 - Diapositive
Signaalwoord - betekenis NL - functie
Die Miete ist okay, außerdem ist die Lage perfekt.
Slide 41 - Question ouverte
Signaalwoord - betekenis NL - functie
Wir haben den Tag nicht genossen, weil das Wetter so schrecklich war.
Slide 42 - Question ouverte
Signaalwoord - betekenis NL - functie
Sie kann wundervoll singen und spielt außerdem noch Flöte und Klavier.
Slide 43 - Question ouverte
Signaalwoord - betekenis NL - functie
Er war einen großen Fußballspiel, trotz seines Alters.
Slide 44 - Question ouverte
Signaalwoord - betekenis NL - functie
Ihr Auto ist größer und deswegen komfortabler.
Slide 45 - Question ouverte
Signaalwoord - betekenis NL - functie
In vielen Ländern, zum Beispiel in Japan und Mexiko, gibt es viele Erdbeben.