Unidad 11.3

Hoy es el 11 de abril de 2022

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansBeroepsopleiding

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Hoy es el 11 de abril de 2022

Slide 1 - Diapositive

Mirar ejercicios: 



(OUD)WB.:p.108, oef.9, 10/ p.111, oef. 21, 23
(Nieuw) WB.: p.108, oef. 9, 10/ p.112, oef.21, 23
Slides 14, 15 maken
Stencil : afmaken

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

  • Haz un comentario positivo a tus compañeros ( ropa, aspecto físico, habitación, mueble, decoración....)
  • Responde a los comentarios de tus compañeros.
beschijdenheid: humildad

Slide 4 - Diapositive

(Oud)La vivienda en España
lees opdracht 6a op p.100 en beantwoord de vragen:
1. Waarom kopen Spanjaarden liever een woning dan dat ze 
huren?     
2. Waarom blijven Spaanse jongeren lang bij hun ouders         wonen?  
     3. Hoeveel Spanjaarden bezitten een eigen woning?                    Maak tot slot de volgende sleepvraag ;-)         

 

Slide 5 - Diapositive

(Nieuw)Las vacaciones opdr. 7a p.100 TB
1. Lezen
2. Beantwoord de vragen:
a. Waar logeren de meeste Spanjaarden tijdens hun vakantie?
b. Wat zijn de nadelen hier van?
c. Welke nieuw concept maakt opgang?
  3. maak opdr. 7c          

Slide 6 - Diapositive

el 50%
el 5 %
el 70 %
el  80%
el 18%
( casi )todos
la mitad
la mayoría
algunos/as
( casi) nadie

Slide 7 - Question de remorquage

Mi casa en otro país Guillermo Xiu p.101
TB. nr. 7a/b/c/d ( oud)
TB. nr. 8 a/b/c/d ( nieuw)
- pretérito indefinido                   
regelmatige vormen   + ser/ir

Slide 8 - Diapositive

p.101 (Nieuw)
Oef. 8b + 8c(nieuw)
Oef. 7a/b/c/d (oud)

Slide 9 - Diapositive

Unidad 11 CG1
Nr. 8b respuestas
1. nacer en México
2. estudiar Antropologia
3. aprender un arte espacial
4. ir a España
5. trabajar en museo
6. particpar en encuentros interculturales

Nr. 8c respuestas
nació - nacer, estudió - estudiar, aprendió - aprender, empezó - empezar, se fue - irse, trabajó - trabajar, relaizó - realizar, explicó - explicar, 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Deze nieuwe verleden tijd is:  el Indefinido


formas
uso
contraste

Slide 13 - Diapositive

 herhaling
 De perfecto = de v.t.t. 
-> ik heb gegeten, ik ben geweest
De pretérito indefinido = de o.v.t. -> ik at, jij ging 
- De indefinido gebruik je bij een afgesloten 
handeling (= iets dat je doet), gebeurtenis  op een bepaald moment / periode in het verleden.
- ook bij opeenvolgende handelingen in het verleden gebruik je de indefinido.

Slide 14 - Diapositive

Unidad 11 
Verschil in gebruik Indefinido vs Perfecto

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

El Indefinido 

 

De Indefinido geeft handelingen en gebeurtenissen aan die zich afspelen in een periode die de spreker als afgesloten beschouwt 
(ayer, la semana pasada, en 1989). 
El viernes pasado Paco fue al cine - Afgelopen vrijdag ging Paco naar de bioscoop.
Llegamos a España en 2002. - We kwamen in 2002 aan in Spanje.
De Indefinido wordt ook gebruikt om afgesloten gebeurtenissen te beoordelen. La fiesta fue fenomenal.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Marcadores del indefinido

Slide 19 - Diapositive

marcadores de tiempo
ayer, anoche,
la semana pasada, el mes pasado, las vacaciones pasadas
En 1989, en 2005, en mayo, el jueves
ese día, esa noche, 

Slide 20 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
En 1999___________(viajar, yo) a Italia.
La semana pasada___________(escribir, él) una carta.
Anoche___________(comer, nosotros) una pizza.
En agosto_______________(llegar, ellos) a España. 
viajé
escribió
comimos
llegaron

Slide 21 - Diapositive

  •  (oud) TB: 
p.102-103, oef.9 a/b/c, 11 a/b
  • (Oud)WB.:
vanaf p.108, oef. 11, 12, 13,14,15a/b 
  • (Nieuw) TB:
p.102-103, oef.10 a/b/c, 12 a/b
  • (Nieuw) WB.
vanaf p.108, oef.11,12 a/b,13, 14, 15a/b

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive