Quiz - toets Werkloosheid

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bij werk moet je iets goed kunnen en er moet behoefte zijn aan het werk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Bij zwart werk betaal je geen belasting en premies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Met capaciteiten bedoelen we de kwaliteiten die je hebt om je werk goed te kunnen doen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Arbowet is:
A
Wet dat werkomgeving veilig moet zijn
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet dat iedereen werk met armen moet doen
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 5 - Quiz

Je krijgt een compliment over je werk.
A
Zelfontplooiing
B
Sociale behoeften
C
Erkenning
D
Veiligheid

Slide 6 - Quiz

Hoe wordt de basisbehoefte 'sociale contacten' vervult door werk?
A
Inkomen
B
Regelmaat + lange termijn
C
Collega's
D
Ontplooien

Slide 7 - Quiz

Op de arbeidsmarkt is er vraag naar en aanbod van werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Arbeidsinhoud is wat voor werk je precies moet doen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz


Op je werk maakt de baas samen met de werknemers de beslissingen, dit is een voorbeeld van een .... stijl van leidinggeven
A
Autoritaire
B
Raadplegende
C
Democratische

Slide 10 - Quiz

Bij welk onderdeel van de Arbowet hoort deze uitspraak:
Je mag geen eentonig werk doen
A
Gezondheid
B
Veiligheid
C
Welzijn

Slide 11 - Quiz

arbeidsverdeling is
A
als een baas zijn werknemers vertelt wat ze moeten doen die dag
B
dat je bepaald werk wel mag doen als je volwassen bent maar niet als minderjarige
C
het verdelen van werk over personen, beroepen, functies, bedrijven, en bedrijfstakken
D
afspraken dat in sommige landen bv. veeteelt is en in andere landen meer in de dienstensector wordt gewerkt

Slide 12 - Quiz

Wat is een bedrijfstak?
A
een organisatie die opkomt voor belangen van werknemers
B
een groep van personen met ongeveer hetzelfde beroep
C
bedrijven die ongeveer hetzelfde werk doen
D
alle vakbonden samen

Slide 13 - Quiz

Arbeidsomstandigheden zijn:
A
Wat je precies als werk doet.
B
Afspraken tussen jou en je baas.
C
Alle dingen die te maken hebben met je werkplek
D
Omgang met collega's en je baas.

Slide 14 - Quiz

Welke soort werkloosheid is NIET tijdelijk?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid

Slide 15 - Quiz

Julia is actrice en speelt vaak in het theater. In de zomermaanden zijn de theaters dicht en heeft ze weinig te doen. Welke soort werkloosheid is dit?
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid

Slide 16 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid ontstaat wanneer
A
mensen een deel van het jaar zonder werk zitten.
B
het economisch slechter gaat in een land.
C
sommige bedrijfstakken verplaatst worden naar lagelonenlanden.

Slide 17 - Quiz

Shafiq werkt in een ijscokraam en heeft in de winter geen werk. Dit is een voorbeeld van:
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid

Slide 18 - Quiz

Door de handscanners bij de Albert Heijn is de kassamedewerker niet meer nodig. Dit is een vorm van ...
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid
C
Structurele werkloosheid

Slide 19 - Quiz

Werkloosheid die ontstaat omdat bedrijven hun fabrieken verplaatsen naar China.
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid

Slide 20 - Quiz

Wat is geen persoonlijk gevolg van werkloosheid?
A
minder waardering
B
minder sociale contacten
C
minder belasting betalen
D
minder inkomen

Slide 21 - Quiz

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid

Slide 22 - Quiz

Wat kan de overheid doen om de uitkeringen te kunnen betalen?
A
de belastingen verlagen
B
meer geld uitgeven aan onderwijs
C
de uitkeringen verlagen

Slide 23 - Quiz