Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.10
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Diapositive
1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 130.
Slide 2 - Diapositive
2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten
Slide 3 - Diapositive
3. Arrangementen +Mini-check
Verdiept (8 of hoger) dan mag je gelijk aan het werk.
Niemand
Iedereen doet mee met de mini-check
Slide 4 - Diapositive
Leg in eigen woorden uit, wat schooltaalwoorden betekenen.
Slide 5 - Question ouverte
Vanzelfsprekend betekent: misschien
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Eventueel, betekent:
(Ik wil straks eventueel wel wat voor je meenemen)
A
misschien
B
straks
C
beslist
D
gewoon
Slide 7 - Quiz
Verband, betekent: (Het houdt verband met elkaar)
A
bruikbaar
B
geschikt
C
samenhang
D
gewoon
Slide 8 - Quiz
Wie maakt wat
Had je alle vragen goed, dan mag je zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht 29 en 30 op blz 131.
De rest doet mee met de instructie
Slide 9 - Diapositive
4. Instructie
Schooltaalwoorden:
Op school gebruik je woorden die je thuis meestal niet gebruikt. Deze schooltaalwoorden heb je bij alle vakken nodig. Het is belangrijk dat je de betekenis ervan begrijpt, anders begrijp je de schooltekst niet of kun je de uitleg van je docent niet goed volgen.
Slide 10 - Diapositive
5. Begeleid inoefenen
Had je geen of 1 vraag goed bij de mini-check?
Dan maak je met mij opdracht 29 samen.
Slide 11 - Diapositive
6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 29 en 30 op blz 131.
Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00
Slide 12 - Diapositive
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
- begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden?
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten?