Waarnemen formtoets1

aanraking
geluid
geur
licht
smaak
1 / 13
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Middelbare school

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

aanraking
geluid
geur
licht
smaak

Slide 1 - Question de remorquage

Koppel de uitspraak aan de juiste beroepen
Ik geef de juiste maat aan aan de muzikanten
Ik zorg ervoor dat mensen weer goed kunnen zien
Je moet gevoel hebben voor vormen en kleuren
Je moet rekening houden met het licht. Dat is binnen en buiten steeds anders
dirigent
fotograaf
oogarts
vormgever

Slide 2 - Question de remorquage


A
alleen functie 1 en 2
B
alleen functie 2 en 3
C
alleen functie 1 en 3
D
functie 1,2 en 3

Slide 3 - Quiz

Je kunt door je neus en je mond ademen. Wat is beter: ademen door je neus of door je mond?
A
door je mond, want dan wordt de lucht gezuiverd en verwarmd
B
door je mond, want dan wordt de lucht verwarmd en gedroogd
C
door je neus, want dan wordt de lucht gezuiverd en verwarmd
D
door je neus, want dan wordt de lucht verwarmd gedroogd

Slide 4 - Quiz

Bij verkoudheid hebben mensen minder trek in voedsel. Waardoor heb je bij verkoudheid minder trek?
A
Doordat je neus verstopt zit, heb je veel minder trek in voedsel
B
Doordat je neus verstopt zit, smaakt het voedsel minder lekker
C
Je keel zit vol, waardoor je geen trek in voedsel hebt
D
Je keel zit vol, waardoor je voedsel minder lekker smaakt

Slide 5 - Quiz

Welke vier smaken proef je met je tong?(alfabetisch)

Slide 6 - Question ouverte

Welke smaken proef je bij nummer 3 en 4
A
bitter en zuur
B
zuur en zout
C
zout en bitter
D
bitter en zout

Slide 7 - Quiz

Benoem de nummers 8 en 12
A
aambeeld en buis van Eustachius
B
hamer en gehoorgang
C
hamer en buis van Eustachius
D
aambeeld en gehoorgang

Slide 8 - Quiz

Welk orgaan gaat open als je slikt of gaapt?
A
De buis van Eustachius
B
De gehoorgang
C
De gehoorzenuw
D
De trommelholte

Slide 9 - Quiz

De meeste mensen kunnen geluiden horen van 20 Hz tot 20 000 Hz. Dat is hun
A
geluidsdrempel
B
lichtspectrum
C
frequentiebereik
D
oscilloscoop

Slide 10 - Quiz

Honden kunnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
tonen waarnemen dan mensen.
A
hogere en lagere
B
hogere en hardere
C
hardere en lagere
D
hardere en zachtere

Slide 11 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Bij het stemmen, pas je de toonhoogte van een snaar aan.
B
Hoe dikker een snaar, hoe hoger de toon.
C
Hoe langer een snaar, hoe hoger de toon.
D
Hoe langer de buis van een blaasinstrument, hoe hoger de toon.

Slide 12 - Quiz

Hieronder staan zes mogelijke oorzaken van tijdelijk gehoorverlies.
Sleep de kruisjes naar de oorzaken die juist zijn. 
X
X
X
X
X
X

Slide 13 - Question de remorquage