9.1 Grammatica voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welkom TH1

Lesdoel

Ik kan de woordsoort

VOORZETSEL

herkennen en benoemen in de zin.

Lesprogramma

1. Woordsoort voorzetsel
2. Opdrachten in het boek
3. Nieuwsquiz
4. Afsluiting

Taalverzorging

• Je leert over voorzetsels en vaste voorzetsels bij werkwoorden.

Welke voorzetsels ken je?

Voorzetsels

Voorzetsels (vz) zijn woorden die een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeven. Er zijn veel verschillende voorzetsels, zoals achter, bij, door, gedurende, in, naar, onder, om, op, tijdens, van, vanwege, voor, wegens.

Je gebruikt voorzetsels niet los, maar altijd in combinatie met een ander woord.

Zo herken je een voorzetsel

• Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: naast de stoel, voor de vakantie, door de sneeuw.

• Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  

– houden van: Tanja houdt van zwemmen.

– besteden aan: Bernard wil niet te veel tijd besteden aan zijn outfit.

Zo herken je een voorzetsel

• Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: naast de stoel, voor de vakantie, door de sneeuw.

• Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  

– houden van: Tanja houdt van zwemmen.

– besteden aan: Bernard wil niet te veel tijd besteden aan zijn outfit.

[...1...] de stad is een gracht. 

Je moet [...2...] de brug om aan de andere kant te komen. 

[...3...] de brug slapen wel eens mensen die geen huis hebben. Vooral [...4...] de zomermaanden. 

Vaak zijn dat toeristen [...2...] andere landen.

Sleep de voorzetsels naar de 

juiste plek in het verhaal.

rond

in

uit

onder

voor

over

bij

na

op

om

Welk voorzetsel past in de zin 'Dat is _____ de prijs inbegrepen'?

1. tussen
2. tegenover
3. bij
4. in

Welk voorzetsel past in de zin 'Iets _____ het hoofd zien'?

1. naast
2. onder
3. langs
4. over

Wat is het juiste voorzetsel in de zin 'Er belang _____ hebben'?

1. om
2. op
3. voor
4. bij

Wat is het juiste voorzetsel in de zin '_____ de deur in huis vallen'?

1. op
2. om
3. voor
4. met

Wat is het juiste voorzetsel in de zin 'Kritiek hebben _____'?

1. om
2. voor
3. met
4. op

Wat is het juiste voorzetsel in de zin 'Iemand _____ de tuin leiden'?

1. om
2. voor
3. op
4. met

Wat is het juiste voorzetsel in de zin 'Stank _____ dank krijgen'?

1. om
2. op
3. met
4. voor

Aan de slag!

Voorzetsels

Jullie gaan nu aan de slag met de opdrachten. 

Maak in je boek op bladzijde 81

Opdracht 1, 2 en 3

Klaar?

• Maak opdracht 40 en 41 af op bladzijde 35 van je boek
• Lees verder in je leesboek.
• Tekenen

Evaluatie
ik kan een voorzetsel herkennen en benoemen!

😒🙁😐🙂😃