4H ch 5 herhaling grammatica

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

ch 5

herhaling grammatica

poser des questions

verbes irréguliers

l'ordre des mots

Tu fais du sport.

maak deze zin op 3 manieren vragend. Dit is een zin ZONDER vraagwoord

Tu fais du sport?

Est-ce que tu fais du sport?

Fais-tu du sport?

zin met een vraagwoord

waar gaat hij heen?

Il va où?

Où est-ce qu'il va?

Où va-t-il?

wat is / wat zijn 

QUEL(LE) EST ......?

QUELS / QUELLES SONT.........?

Quel enz........past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bijhoort

Wat is je lievelings sport? Wat zijn je lievelings sporten?

Quel est ton sport préféré?

Quels sont tes sports préférés?

Wat is je lievelings vak? Wat zijn je lievelings vakken?

Quelle est ta matière préférée?

Quelles sont tes matières préférées?

Est-ce que fais-tu du sport?

1. goed
2. fout

Fais-tu du sport?

1. goed
2. fout

Où il va?

1. goed
2. fout

Est-ce que quand il mange?

1. goed
2. fout

Quand est-ce qu'il mange?

1. goed
2. fout

Quel est ta matière préférée?

1. goed
2. fout

Quelles sont tes sports préférés?

1. goed
2. fout

ik kan nu zelf een vraagzin maken

😒🙁😐🙂😃

présent

passé composé

imparfait

futur simple

conditionnel

ik zal doen

ik zou rennen

ik trok aan

wij doen

u heeft gerend

il fait

ils courraient

vous avez fait

elle mettrait

je courais

tu feras

zet in de goede volgorde
participé à- des élections-ils-à Paris-ont

zet in de goed volgorde
ne-pas-les-sportifs-de-vitamines-vont-manquer

zet in de goede volgorde
demain-vais-un autographe-je-demander-lui

wat ga ik doen om me voor te bereiden op het PW