Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
BBP en toegevoegde waarde
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
www.jongondernemen.nl
Slide 3 - Lien
Programma
Startopgave
Uitleg
aan de slag
afronding
Slot
Slide 4 - Diapositive
Leerdoelen
Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
Wat betekent het toevoegen van waarde?
Slide 5 - Diapositive
Startopgave
Maken opgave 5
(5 min)
Toegevoegde Waarde
TW = omzet -/- kosten ingekochte goederen en diensten
Slide 6 - Diapositive
We meten de productiewaarde van een bedrijf in euro’s. Geef een reden waarom we de productie niet meten in aantallen producten?
Slide 7 - Diapositive
Omvang bepalen van de economie
methode 2
via de inkomens
beloningen van de productiefactoren
Slide 8 - Diapositive
toegevoegde waarde is geen winst! Het is meer.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Bruto en netto toegevoegde waarde
heeft niets te maken met belastingen!
Slide 11 - Diapositive
mei 1940
mei 1939
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
vervangingsaankopen
macro economisch gelijk aan afschrijvingen
voegt geen echte waarde toe
Slide 15 - Diapositive
Opgave 7
(5 min)
Slide 16 - Diapositive
7 a Bruto toegevoegde waarde Catente = omzet – inkopen = € 20 miljoen – (€ 3 miljoen + €2 miljoen + € 2) = € 20 miljoen – € 7 miljoen = € 13 miljoen.
NB: Het omzetbedrag is inclusief de afschrijvingen.
b Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen = € 13 miljoen – € 2 miljoen = € 11 miljoen.
c Netto toegevoegde waarde = de beloningen van de productiefactoren = loon + pacht + rente + winst = 6 miljoen + 0,5 miljoen + 1 miljoen + 3,5 miljoen = € 11 miljoen.
d De toegevoegde waarde van Catente is niet gelijk aan de winst van Catente, omdat de toegevoegde waarde naast winst ook bestaat uit loon, pacht en interest.
Slide 17 - Diapositive
Waarom hoort afschrijvingen wel bij de tw'e maar leidt het niet tot inkomen?
Afschrijvingen geven de waardevermindering van de duurzame productiemiddelen weer en moeten betaald worden uit het verschil tussen de omzet en de ingekochte goederen en diensten en hoort daarom wel bij de bruto toegevoegde waarde.
Het is geen onderdeel van de netto toegevoegde waarde, omdat het niet uitgekeerd wordt aan de bezitters van de productiefactoren.
De afschrijving blijft in de onderneming en wordt gebruikt om versleten kapitaalgoederen te vervangen.
Slide 18 - Diapositive
BBP en toegevoegde waarde
Slide 19 - Diapositive
Programma
Startopgave
Uitleg
aan de slag
afronding
Slot
Slide 20 - Diapositive
Leerdoelen
Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
Wat betekent het toevoegen van waarde?
Slide 21 - Diapositive
Leg uit waarom de netto toegevoegde waarde wel of niet verandert als de lonen van werknemers verhoogd worden?
Slide 22 - Diapositive
Leg uit waarom de bruto toegevoegde waarde wel of niet verandert als inkopers van een onderneming korting krijgen van hun leveranciers.
Slide 23 - Diapositive
BBP en toegevoegde waarde
Slide 24 - Diapositive
Programma
Huiswerkopgave
Uitleg
aan de slag
afronding
Slot
Slide 25 - Diapositive
Leerdoelen
Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
Wat betekent het toevoegen van waarde?
Slide 26 - Diapositive
Stelling: ‘Als bedrijven meer investeren in scholing en opleiding van werknemers, is dit gunstig voor de inkomensvorming in Nederland.’ Verklaar deze stelling.
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
opgave 10 en 11
Slide 30 - Diapositive
BBP en toegevoegde waarde
Slide 31 - Diapositive
Programma
Huiswerkopgave
Uitleg
aan de slag
afronding
Slot
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Primair inkomen en secundair inkomen
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
aan de slag
13 , 14 en 15
•22.6
•22.8
•22.9
•22.10
•22.11
Slide 39 - Diapositive
Wedstrijd!
Slide 40 - Diapositive
Wat is BBP?
A
Bruto Buitenlands product
B
Bruto Binnenlands Product
C
Buiten Binnenlands product
D
Geen van deze
Slide 41 - Quiz
Welk land heeft hoogste BBP
A
Nederland
B
Roemenië
C
Spanje
D
Luxemburg
Slide 42 - Quiz
Waarmee meet je welvaart (in enge zin) het best?
A
BBP
B
BBP per hoofd
C
BRP
D
Aantal gebruiksgoederen per 1000 inwoners
Slide 43 - Quiz
Het verschil tussen BBP en BNP is?
A
afschrijvingen
B
van bruto naar netto
C
saldo ontvangen primaire inkomens uit het buitenland