2h6, Vendredi, le 10 janvier 2020

2h6 chap2 Programme, Vendredi, le 10 Janvier 2020
Présents/absents
Objectifs :jij kent het werkwoord pouvoir au présent et passé composé + jij kan  le passé composé gebruiken, jij kan vragen in het Frans stellen en jij kan de ontkenning in het Frans gebruiken
Questions/réponses 
Le verbe vouloir (rappel)
Rappel du passé composé 
Poser des questions= vragen zonder en met een vraagwoord in het Frans stellen
De ontkenning=la négation (theorie+woorden+oefeningen)
Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

2h6 chap2 Programme, Vendredi, le 10 Janvier 2020
Présents/absents
Objectifs :jij kent het werkwoord pouvoir au présent et passé composé + jij kan  le passé composé gebruiken, jij kan vragen in het Frans stellen en jij kan de ontkenning in het Frans gebruiken
Questions/réponses 
Le verbe vouloir (rappel)
Rappel du passé composé 
Poser des questions= vragen zonder en met een vraagwoord in het Frans stellen
De ontkenning=la négation (theorie+woorden+oefeningen)
Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?


Slide 1 - Diapositive

Questions / Réponses
Tu as passé de bonnes vacances de Noël ?
Tu as fait du sport ? 
Tu as fait du shopping ?
Tu as appris tes leçons ?
Tu as fait tes devoirs ?

timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Le verbe " pouvoir"
1. (Ik kan) venir à la fête?
2. (Kan hij) faire ses devoirs.
3. (Wij kunnen) aller ensemble.
4. (Heb jij kunnen) prendre rendez-vous?
5. (Kunnen zij) aller au supermarché?

timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Le verbe " pouvoir"
1. Je peux venir à la fête?
2. Il peut faire ses devoirs.
3. Nous pouvons/on peut aller ensemble.
4. Tu as pu prendre rendez-vous?
5. Ils/elles peuvent aller au supermarché?

Slide 4 - Diapositive

LIRE LE VOCABULAIRE 

Slide 5 - Diapositive


Question:

 On forme le passé composé comment? (3 ÉLÉMENTS)

Slide 6 - Diapositive

Poser des questions

Op welke 3 manieren maak je zinnen vragend in het Frans (zonder vraagwoorden)?

1.


2.


3.


Slide 7 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je al?
timer
1:00

Slide 8 - Diapositive

Vraagwoorden


Wat =
Wie=
Wanneer=
Waar=
Hoe=
Waarom=
Hoeveel = 

Slide 9 - Diapositive

La phrase interrogative - de vraagwoorden

. Hoe laat ?          : A quelle heure
. Hoe oud?          : Quel âge

Slide 10 - Diapositive

Vraagwoord POURQUOI
Er zijn 4 manieren:
- pourquoi tu fais du foot ?
- pourquoi est-ce que tu fais du foot ?
- pourquoi fais-tu du foot ?
- Tu fais du foot, pourquoi ?

Correction les exercices 14 15ab 18 19ab 20 22ac 25cd 26 + 

Slide 11 - Diapositive

La négation
Op een blaadje schrijf de theorie op met de woorden van de ontkenning!
Waar plaats je de ontkenning? (stappen)
Welke 7woorden van de ontkenning ken je?

Slide 12 - Diapositive

La négation-
traduis les mots !
nee
niet
niet meer
geen
geen meer
nooit
niets
Waar staan de woorden van de ontkenning in een zin?


timer
2:00

Slide 13 - Diapositive

Devoirs 

Slide 14 - Diapositive

Description d'une personne

Slide 15 - Diapositive

Rol 1 
Zoek een klasgenoot met rol 2. Jij begint het gesprek.
Stel de volgende vragen in het Frans:
1. Vraag hoe de ander heet.
2. Vraag hoe oud hij/zij is.
3. Vraag of hij/zij een afspraak heeft.
4. Vraag hoe de persoon van het afspraakje heet.
5. Vraag hij hij/zij eruit ziet.
6. Vraag of ze vaak samen zijn.
7. Vraag waar ze elkaar ontmoet hebben.
8. Vraag wanneer de afspraak is en waar.
9. Sluit het gesprek af.

Slide 16 - Diapositive

Rol 2 
Zoek een klasgenoot met rol 1. De ander begint het gesprek.
Geef de volgende antwoorden in het Frans:
1. Vertel hoe je heet.
2. Vertel hoe oud je bent.
3. Zeg dat je een afspraak hebt met een vriend/vriendin.
4. Zeg hoe de persoon van je afspraak heet.
5. Vertel hoe hij/zij eruit ziet.
6. Vertel dat jullie vaak samen zijn.
7. Vertel waar jullie elkaar ontmoet hebben.
8. Vertel wanneer de afspraak is en waar.
9. Reageer op de ander.

Slide 17 - Diapositive