Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat weet je allemaal van energie?
Slide 1 - Carte mentale
Vandaag
Vermogen
Vermogen berekenen
Vermogen vs tijd
Quiz
Slide 2 - Diapositive
1 Vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde gebruikt.
Slide 3 - Diapositive
1 Vermogen
Vermogen hangt af van:
De spannig waarop het apparaat werkt
De stroomsterkte door het apparaat
Slide 4 - Diapositive
2 Vermogen bereken
P = U X I
Vermogen = spanning x stroomsterkte
P = Vermogen in Watt
U = Spanning in Volt
I = Stroomsterkte in Ampere
Slide 5 - Diapositive
Kosten (kWh)
De kosten hangt af van het vermogen van een apparaat en hoe lang die aan staat (tijd). Ook moet je weten wat 1kWh kost.
Slide 6 - Diapositive
Een apparaat met een vermogen van 5 kW staat 7 uur aan. Wat kost dit als 1kWh 15 cent kost?
Slide 7 - Question ouverte
3. omrekenen watt <-> kilowatt
1kW= 1000W
1 W= 0,001 kW
Dus:
van W naar kW moet je delen door 1000
van kw naar W moet je vermenigvuldigen met 1000
Slide 8 - Diapositive
4. Opdrachten
5000 W = kW
120 W = kW
40 kW = W
0,0045 kW = W
Slide 9 - Diapositive
Wat weet je allemaal van vermogen?
Slide 10 - Carte mentale
Wat betekent de letter P?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 11 - Quiz
Wat is Watt?
A
Grootheid
B
Anders....
C
Stroomkracht
D
Vermogen
Slide 12 - Quiz
Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte
Slide 13 - Quiz
Een oplader geeft een spanning van 5 V en een stroomsterkte van 0,7 A. Wat is het vermogen van de adaptor?
Slide 14 - Question ouverte
Een stijl tang met een vermogen van 150 Watt staat 1,5 uur aan per week. a: hoe lang staat het aan in een jaar? b: hoeveel energie kost dit? c: hoeveel geld kost dit?